United States or Spain ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het dier, waarop in dit bericht van Aelianus gedoeld wordt, is Yak (Bos grunniens), die men ook wel Knorbuffel noemt. Zijn romp is krachtig gebouwd; de matig groote, zeer breede kop, neemt van het lange en platte voorhoofd tot den knotsvormigen snuit gelijkmatig in dikte en breedte af; de oogen zijn klein en hebben een onnoozele uitdrukking; de ooren zijn klein en afgerond. De hoornen zijn achter aan den kop aan weerszijden van de voorhoofdslijst gezeten, van boven naar onderen samengedrukt, aan de voorzijde rond, aan de achterzijde tot een kant versmald, eerst zijwaarts, naar achteren en naar buiten, daarna weder naar voren en naar boven, en eindelijk met de spits naar buiten en naar achteren gericht. De hals is kort en stijfnekkig; de ruglijn, die eenige golvingen vertoont, daalt tot aan den staartwortel langzaam af; de staart is lang en met een ruigen, tot op den bodem reikenden kwast versierd. Het haarkleed bestaat over 't algemeen uit fijne en lange haren, die dikwijls het geheele aangezicht bedekken, zich aan de schouders en langs beide zijden verlengen tot steil naar onderen hangende, op een gordijn gelijkende, zacht golvende manen. De volwassen dieren hebben een fraaie donkerzwarte kleur, die op den rug en aan de zijden een bruinachtige tint vertoont; de haren om den bek zijn grijsachtig; langs den rug loopt een zilvergrijze streep. De totale lengte van volwassen stieren bedraagt 4.25, de hoogte van den bult tusschen de schouders 1.9 M.; de hoornen zijn 80

Van dit nieuwe inheemsche huisdier verwachtte men groote voordelen; daar men veronderstelt, dat de Yak uitmuntende wol, smakelijk vleesch en uitstekende, vette melk zou leveren, een krachtig, onvermoeid werkdier zou zijn en zich bovendien met goedkooper voedsel dan andere Runderen zou behelpen.

Behalve de drie Aziatische Wilde Runderen, waarvan de beschrijving nu zal volgen, worden gewoonlijk ook de Zeboe-rassen van Azië en de hiermede nauw verwante bultige of niet-bultige Afrikaansche Tamme Runderen tot de groep der Wisent-Runderen gerekend, dikwijls trouwens ook de reeds vroeger behandelde Yak.

De jacht op den Yak is voor een moedigen en goed gewapenden schutter even verleidelijk als gevaarvol.

De Yak draagt zonder bezwaar 100

Men trekt partij van zijn haar en zijn melk, van zijn vel en zijn vleesch; men spant hem voor den wagen en gebruikt hem als lastdier. Met hem trekt men door de waterlooze, woestijnachtige steppen, waar Paarden geen dienst zouden kunnen doen; met hem beklimt men bergen, die meer dan 4000 M. hoog zijn, en waar alleen nog de Yak het kan uithouden.

Dat zijn verstand op een lagen trap staat, blijkt reeds uit zijn onevenredig kleine hersenen, nog duidelijker echter uit de gebaren, die hij maakt, als hij in gevaar of nood verkeert. De meest opmerkelijke eigenschap van den Yak is zijn traagheid. Des morgens vroeg en des avonds gaat hij grazen; het overige deel van den dag wijdt hij aan de rust, brengt hij liggend of staande door.

Werkelijk kan men in de hooglanden van Tibet en Toerkestan op al de genoemde wijzen partij trekken van den Knorbuffel; hier is hij dan ook een zeer belangrijk huisdier. In onze hooge gebergten hebben wij hem echter niet noodig; daar deze als weideplaatsen van Alpenrunderen en Berggeiten op een behoorlijke wijze geëxploiteerd worden. Meer winst dan deze zou de Yak stellig niet opleveren.

Om deze redenen vreezen de Mongolen den Yak als een monster en gaan hem liefst uit den weg; als zij het besluit genomen hebben hem te dooden, vuren zij nooit anders dan uit een veilige hinderlaag en met hun achten of twaalven te gelijk op hem.

De hooglanden van Tibet en alle hiermede samenhangende hooge bergketenen vormen het vaderland van den Yak; hij houdt verblijf op hoogvlakten van 4000