United States or Vatican City ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van het grimmig luchtpantser naar de zwarte, stevige, harige koppen, plooiden, bewogen, spiraalden, verschoten-weer zacht-witte lijntjes van sneeuw. Het was geen wild dwarrlen noch jagen van vlokken kinderangstig, spelend, soms schijnbaar stijgend-terug, waaitrilden de stuifjes en pluisjes, even-glanzend in een bruinen volbaard, luw-prikkend stervend op de warmte van 'n huid, droomrig-meetrillend op het knippend beweeg van een wimper. Eleazar wachtte ontroerd tot ze zwegen, hernam toen met kalmer gebaar, straf-kijkend in het warren der zwarte takken:.... "We zullen lééren te willen, kameraden, leeren te volharden, leeren éénsgezind te blijven. Waarom wonen onze ouders, broers, zusters in krotten waar geen zon schijnt, waar geen plant kan leven? Waarom sterven we zonder licht, lucht, vreugde? Waarom zien onze kinderen 'r ziekelijk uit, worden ze geboren misvormd en mismaakt? Waarom groeien we van onze jeugd tot in 't graf in ellenden, ontbering, wanhoop, leed? Waarom staan we hier in de sneeuw te bédelen met schuwe gezichten en benepen harten om 'n verhooging van lóón? Waarom blijven we vervolgden, verschopten, gevloekten, wij die

Zij lag met het aangezigt naar het getemperd licht gekeerd; haar blozende wang, een blos door de sluimering verhoogd, rustte op de zaamgevouwen handen, blank als sneeuw, en op die wang een lange zwarte wimper. Waarom, helaas, bezit de voorspoed de eigenschap, hare gunstelingen overmoedig te maken?

Goudblond worstlen nog de tressen aan de huif der Jonkvrouw uit; Goudblond is de zijden wimper, die heur teêr-blaauw oog omsluit; En heur zacht-gebloosde trekken ademen zoo kalm een rust, Of er de engel van den vrede haar het voorhoofd had gekust. Bleek zijn Affaytadies wangen, als daar buiten 't licht der maan. Duister staan zijn donkere oogen, blikt hy soms de Jonkvrouw aan.

Dit had hij eerst geleerd: zich te verstoppen en zich stil te houden, maar zijn tweede voorschrift was hij heelemaal vergeten, juist toen het zoo hoog noodig was. Wij keken elkaar een volle vijf minuten aan, zonder een wimper te bewegen.

Hij likte en overlikte zijne tafereelen, raakte haast het doek met zijn neus en beijverde zich, in overmatige geduldigheid, om een krulhaartje op een kin te planten en een wimper op een ooglid. Hij bukte over het werk, streek langzaam de uitgezochte verven, bedekte met glanzende vernissen de gladde bontigheid.