United States or Ethiopia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Neen, het is geene begoocheling; mijne zinnen zijn niet ontschikt. Zouden er waarlijk vreeselijke dingen op Wildenborg gebeuren? Die vrouw, een schijn, eene valsche gedaante?" Op dit oogenblik trad Theresia De Wit in de kamer.

"Ik kom, ik kom, Nox," antwoordde de hovenier, het teeken des kruises makende, zoohaast hij den hond zag wegloopen. "Indien er een duivel op Wildenborg is, dan is het zeker die zonderlinge hond," mompelde de jongeling glimlachende. "Het is zoo, gij hebt het geraden," bevestigde de oude man. "Hoe? gij gelooft, Jakob?" "Het is de dienaar van uwen oom, zijn Mistoffel, de duivel zelf.

Wanneer gij morgennacht, juist op het vastgestelde uur, mij zult zien sterven, zal het u bewezen zijn, dat de geesten weten, wat voor den mensch in stoffelijke gedaante is verborgen." "Liet gij mij meesteresse op Wildenborg zijn, hoe zou ik u integendeel bewijzen, dat ik meer macht heb dan al uwe geesten te zamen!" riep het meisje. "Zoo? en wat zoudt gij doen?" lachte Reimond.

"Och, gij zijt onverstandig," snauwde Peternel met ongeduld. "Weigert gij uwe hulp, dan zal ik zelve gaan." Zij stapte buiten het hek. Jakob, misschien beschaamd over zijne barschheid volgde haar en mompelde onderweg aan haar oor: "Deze Theresia De Wit mag niet lang op Wildenborg blijven. Wie weet, of zij anders door arglistige treken mijnheer Reimond niet tot onrechtvaardigheid zou verleiden.

"Lach met mij zoo gij wilt; maar het zou mij niet verwonderen, Willem, dat in de plaats uwer nicht een tweede duivel op Wildenborg ware gekomen, om tegenwoordig te zijn bij het helsche feest, dat, eilaas, morgen hier zal worden gevierd." "Begint gij alweder met uwe dwaasheden?" viel de jongeling hem in de rede. "Wees toch redelijk, ik bid u." "Dwaasheden?" kreet Jakob Mispels.

Schromelijk schouwspel, dat voor mijne oogen voorbijschiet! Daar zie ik den zwarten man, die lachend door de lucht vliegt. Met zijnen klauw houdt hij een mensch bij het haar, terwijl hij met den anderen hem het vleesch van de leden rukt. Het arme slachtoffer schreeuwde om hulp, dat gansch Wildenborg er van weergalmde. Eilaas, het was Willem, die dus door den boozen geest werd weggehaald!"

"Welnu, Jakob, wat vreest gij dan voor u zelven?" De oude man schudde grimmig het hoofd. "Wat ik vrees?" morde hij, "van alles. Zoudt ge niet zeggen, Peternelle, dat wij hier in volle zekerheid tusschen engelen leven, terwijl integendeel de lucht op Wildenborg krielt van kwade zielen en booze geesten? Trek de schouders niet op, Peternelle. Dezen nacht heb ik weder druppelen gezweet van angst.

Ik twijfel niet, of hij zal mij onmiddellijk in zijne tegenwoordigheid toelaten." "Neen, gij bedriegt u. Het is zonderling en vreemd, maar gij zult, eilaas, nog veel wonderlijkere dingen op Wildenborg vernemen. Gij moet weten, Willem, dat uw oom zich alle dagen drie uren des morgens en drie uren des namiddags opsluit, en dat er gedurende dien tijd niemand het kasteel mag naderen.

Ik zou slechts naar Wildenborg gekomen zijn om bij zijn doodbed te bidden? O, neen, neen; het fortuin ware mij bitter en pijnlijk; God zal hem laten leven?" En pijnlijk zuchtend, liet zij het hoofd op de borst zakken. "Kom, gij moet u troosten en u sterk houden, mijne dochter," zeide de pastoor.

Ik zal den geest nog eens raadplegen en hem dwingen zijnen wil uitdrukkelijk te verklaren. Wat ook ditmaal zijne veropenbaring zij, gij zult u zonder morren er aan onderwerpen of oogenblikkelijk van Wildenborg vertrekken."