United States or Burkina Faso ? Vote for the TOP Country of the Week !


Links in den donkerblauwen hemel blonk reeds een ster, heel zuiver, heel helder, als een eenzaam, fijn juweel; rechts, in 't rood der ondergegane zon, hing een fijn schilfertje maan, als een antiek sieraad. Een bende wintervogels wiekte hoog, met fijne, schrille kreten het glanzend westen in. Wij keuvelden over diverse dingen.

Waren wij maar niet zoo arm, dan zou het niet gebeurenDe auto wacht. Wij stappen in. Weer brandt in mijn hart de schaamte. VIII. +De vrouwen uit het Oosten+. Het was de laatste avond der vrouwenkonferentie. Trotzky zou komen om ons toe te spreken; allen verheugden wij ons en zagen uit naar zijn komst.

Hoe zou de overgroote meerderheid van de Inlandsche hoofden, de plannen der Regeering voor 't toekomstig heil en geluk harer dochters kunnen apprecieeren, zij, voor wie de allereerste beginselen der richting, die wij, jong geslacht, hooghouden, raadsel en mysterie zijn?

Wij, juist wij, hebben ons zeer noodig voor ijdelheid te behoeden, de klip, waar zoo menig schip jammerlijk is gestrand, wanneer de ziele ten Hooge vaart! Wij bidden aldoor maar om kracht en sterkte om alles te kunnen dragen èn leed èn vreugde! Vreugde vooral, want in vreugde is de verzoeking groot.

"Een electrische," antwoordde Cyrus Smith. "Wij bezitten alle noodige elementen om een batterij te maken, maar moeielijker zal het wezen om het ijzerdraad te trekken; maar dat zullen we ook wel klaar spelen." "Eerlijk gezegd," merkte Pencroff op, "nu twijfel ik er niet meer aan of eenmaal zal er ook een spoorweg loopen!"

Hij is de dief en heeft mij den armband eerst zooeven in mijn zak gestopt. Hij , ! Hij viel zichzelf met dien uitroep van pijn in de rede, omdat Halefs zweep onzacht op zijn rug neerkwam. Wacht schurk! riep de Hadschi. Ik zal op uw rug schrijven dat wij eerst heden hier in de buurt zijn gekomen. Hoe kan de Emir dan den armband hebben gestolen?

Wij weten, dat er op den weg een man stond, die naar den twist tusschen den heer Barclay en zijn vrouw keek, dat de jaloezieën opgetrokken waren en in de kamer licht brandde.

En toch, soms lijkt ons iets anders zoo onwaarschijnlijk! Nu eens schijnt de vervulling onzer dierste en innigste wenschen zoo nabij, dan weer staan wij er zoo eindeloos ver van af. Er zijn uren, waarin 't heen en weer geslingerde en gefolterde menschenhart in vertwijfeling vraagt: "Mijn God, wat is dan toch plicht?"

Hunne opmerkingen waren zoo weinig toevallig, in zoo hooge mate doordacht en overwogen, dat ik hun meer dan eens gelijk moest geven als wij het niet eens waren geweest. Bij mij stond het vast dat het verhaal zóó moest worden, dat het eenvoudig eene juiste verklaring voor het spreekwoord gaf; de kinderen daarentegen verlangden slechts ware voorstellingen.

"Ha! wien hebben wij hier!" riep Joan, die deze stem herkende, voor den dag springende en den onbekende zijn valschen witten baard afrukkende: "Pater Eugenio in dezen kring!"