United States or Denmark ? Vote for the TOP Country of the Week !


We doen het geerne, we doen het geerne.... Maar laat ze trouwen, als 't u belieft. Ik heb al zooveel geleden voor Madeleen, van toen ze klein was en hare ouders had verloren. Ik heb ze opgebracht en ze leeft in mijn herte. Laat ze nu trouwen, laat ze haar eer hebben, die 'k zoo jaloersch hebbe bewaard. Laat ons hier weggaan, uit dees open huis, en laat Wiezeken later een naam dragen ... niet waar?

Maar Wiezeken wierp haar lijf opeens zijwaarts uit en lag een schrikkelijk geweld te doen om asem op te halen. Haar buikje zonk diepe in en hare borst zwol uitermate. Twee putjes zakten van weerskanten onder hare kin en hare slapen sloegen met traag geklop. 't Geronk en staakte niet in haar kele, en ze smeet zich ten geheele met leelijke schokken op, daarbinst zwaaiend in de leegte met hare armen.

Alle dagen was hij komen zien hoe 't ging. Hij was 't, die de dokters was gaan opzoeken en Romaan met brave woorden steunde. Den vorigen nacht was hij tot heel late gebleven, omdat Wiezeken er zoo heel ellendig uitzag. In den komenden morgen had hij hem pas verlaten, maar straks zou hij weer binnenloopen en nieuws vragen. Hij had tante Olympe aangespoord om te schrijven aan Goedele.

Ze zei dat het koes moest blijven en braaf zijn en schoone manieren hebben, en was dan te wege weg naar de keuken bij Marie om alles te schikken. Maar mevrouw Wilder gebaarde dat zij wat wachten moest. Is vader in den lochting? 'k Zag hem wandelen tusschen de palm-struiken. Wiezeken is ziek. Goedele tort naderbij. Mevrouw Wilder zette zich neer en zuchtte diep, en hare oogen werden droeve.

Ze joeg bijtende zinnen achter malkaar: Ge moet het wel weten hoe Romaan nu lijdende is, gij die zoo geleden hebt om ons, indertijd, als we zieke wichten waren. Hij beseft nog niet hoe verre Wiezeken alreeds van hem verwijderd is. Hij ziet wel overal donkerten ommendom, maar hij hoopt. Gij weet het wel, niet waar? hoe die toestand is.... Gij zijt zijne moeder. Ik heb uw bankbriefken afgegeven.

Goedele kocht in een poppenkraam een poesjenel voor Wiezeken, geheel en al in een rood en groen pak, met gulden draad geborduurd. Ze dacht: Ons pover Wiezeken!... Ze tort de vaartbrug over en geraakte, zijwaarts ommedraaiend, in een stille straat, die verder uitliep op de graanmarkt. Arets den hoek voorbij, was een ellegoedwinkel met hoogen gevel. Hier, op het eerste verdiep, woonde Romaan.

Geen blijde verwondering en roerde de groote kommernis, die langs zijn voorhoofd rimpelde. Hij zei, onverschillig. Hâa!... Hij stond rechte. Hij tuurde trage naar Goedele's mantel, naar haar pelsen krage en haar breeden hoed. Zijn stemme was koud, eentonig: Komt ge van huis, zoo? Ja.... Wiezeken heeft verleden nacht met haar poesjenel gespeeld en ze heeft naar u gevraagd.

De poesjenel kon zijne armen toeklappen, als men op zijn buik neep, en dan rinkelden de twee bellekens, die aan zijne mouwen hingen. Tante Olympe neep maar gedurig op den houten buik en de poesjenel smeet zijne klinkende armen gedurig saam, en Wiezeken was bovenmatelijk gelukkig.

Bella zal na den noene komen, een paar uren, met haar borduurwerk.... Zoo slijt de leege tijd. Ik ben vol zorgen om uwentwil, mijn kind. Waarom wilt ge u verbergen voor mij? Toch niet, moeder ... maar, kijk, ik ben moe en ziek. Romaan is zoo buiten reden triestig en Madeleen ook ... en Wiezeken is verre, verre.... Is dat alleen uw droefenis? Dat is een groote droefenis.

Madeleen keek schuw op naar hem, en ze toetste met haar hert zijn droevig gepeins, en een groot verdriet zeeg over haar. 't Is een deugdelijke slaap, fluisterde tante Olympe. Ze kromde haren ronden rugge over 't bedde en lei den poesjenel aan 't voetende, nevens 't schaapje, en dook voorzichtig de lichte handjes van Wiezeken onder het deken.