United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nadat hij den Baron een tijdlang sprakeloos had aangezien, berstte hij in tranen uit en herhaalde met angst: "Vader! in Gods naam! zeg mij, wie was mijn moeder?" "Ik weet het niet," zuchtte Reede en wierp zich in een stoel, het gelaat met de handen bedekt houdende. "Gij weet het niet," herhaalde Joan, als versteend.

"Welnu, wilt ge weten wie haar in de hoogte wierp? Deze," zeide de ingenieur, terwijl hij op den cylinder wees. "Die," herhaalde Pencroff. "Ja, die cylinder is alles wat er van de torpedo is overgebleven." "Een torpedo!" riepen zijn vrienden. "En wie heeft dien er ingebracht?" vroeg Pencroff, die zich nog niet gewonnen wilde geven.

In geval van een voorgenomen huwelijk geschiedde te Amsterdam de keuring, van wie verdacht werden besmet te zijn, in de spreekkamer van het leprozenhuis, aan de wand waarvan die bekende schilderij hing, verbeeldende den »vroolijken« optocht der leprozen op koppermaandag. Vertoonde de gevreesde ziekte zich echter na het huwelijk, dan, oordeelde o. a.

De weerd vervolgde: Waarmee vangt men ratten en muizen? Met vallen, niet waar? Wie is de muis? 't Is de groote Oranjeketter, die rood ziet als 't vuur van de hel. God is met ons. Zij komen weldra. He! He! laat ons drinken! Schenkt in; ik kook, ik brand. Laat ons drinken!

"Best, ga dan maar met me mee, dan kan je bij ons aan boord schaften. Hallo, frisch op maar! Wie van jelui beiden er het eerste is krijgt het meeste." Rrrt, daar ging de kleinste, loop je niet, zoo heb je niet! als een kogel uit eene draaibas! De oudste deed het niet en kwam langzaam achteraan slenteren. "Wat," riep ik hem toe, "kan jij niet loopen?"

Met geheel andere gewaarwordingen beschouwde Ben-Hur den vreemdeling. Hij was niet ongevoelig voor de reinheid, den ootmoed, de heiligheid, die zijn gelaat uitdrukte: Wie is hij? En wat is hij? Messias of koning? Vorstelijk was zijn voorkomen niet. Op dat kalm, vriendelijk gelaat ziende was de gedachte aan oorlog en heerschzucht hem eene ontwijding.

Twee reizigers treffen elkaar bijv. in een herberg en de een vertelt de ander een geschiedenis die hem onlangs overkomen is. De ander, wie men toch zou denken dat dit alles niets aanging, luistert in stijgende spanning, vraagt, raakt in de war en verwijdert zich om zijn aandoening te verbergen.

Ze dreigde hem nog met hare vuist, maar ze deed hem gelukkig toch geen kwaad." "Nu," riepen de jongens, "dan weet ik wel, dat ik haar voortaan uit den weg zal blijven. Ik ben bang voor zulk volk." "Ik ook," zei Jan Vos, "maar toch zou ik graag eens bij haar door de ramen willen gluren. Wie weet, welke kunsten ze nu al weer uithaalt." "Laten we gaan kijken," zei Dik opeens, "dan weten we het."

Wie der Compagnie echter goede diensten bewezen had, kreeg daarvoor een loon, dat hem geheel en al tot haar verknochten dienaar zou maken, tot een bijna-Hollander.

"Wat Jonkvrouw!" zeide de waardin, opstaande, en nog altijd onthutst en verschrikt: "meent gij de deerne, die met u kwam! Mijn lieve God! wie weet het?" "O! ik ben een ellendeling, een ongelukkige," riep vader Syard, zich voor het hoofd slaande, "ik ben den slechten herder, den huurling gelijk, die zijn schapen verlaat; de wolf is gekomen en heeft het lam medegenomen."