United States or Central African Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


De een tot onsterflijkheid, en 't ander tot een spijze Der wormen in het graf, waarom hem ook gewis Veel waarder onze ziel als 't sterflijk lichaam is: De ziele keert tot God, maar na dit tijd'lijk slaven Wordt 't lichaam weder in zijn zelfde stof begraven, En moet, gelijk het graan in 't aardrijk eerst verrot, Versterven, eer 't verrijst in heerlijkheid tot God: Doch onz' ziele is een beeld zijns heerlijkheids zelfstandig, Die geen tiran en mag verdrukken, hoe vijandig; Gelijk ons teêre lijf, ellendig, naakt en bloot, 't Welk van den menschen boos werd lichtelijk gedood; Maar de edel' ziele staat alleen in 's Heeren handen, Al wordt ze hier bezwaard met veelderleie banden, Terwijl ze in 't aardsche dal ons lichaam 't leven geeft, En in 's lijfs hutte vast heur korte woning heeft: En of ons lichaam schoon in allerlei wellusten En duizend weelden zwom: wat waar' 't, als niet en rustten Onz' edel' ziele in God den Heere Sebaoth?

't Kind, dat zag men weder dorsten Naar zijn eigen moeders borsten, 't Wies in alle schoonheid op; In zijn voorhoofd stond geletterd, Hoe 't den Farao verpletterd Nog vertreden zou den kop. 't Groeide op in manlijkheden , En, van harte heel besneden Voor des hofs wellusten, hij Koos in ballingschap te zwermen, En den Hebree te beschermen In zijn droeve slavernij.

En kon hij 's nachts niet slapen, dan scheen het alsof zij in de kamer rondwandelde. En met klimmende zekerheid kwam er begeerte naar haar in hem op, een begeerte, die weinig gemeen had met zijn gewone wellusten. Hij begon een onweêrstaanbaar verlangen te voelen, haar te omarmen, haar te bezitten zonder toch dat er een lager gevoel bij hem aanwezig was.

De Franschman Bordeaux schreef een boek, dat den titel voert: »la peur de vivre", »de vrees om te leven". In een inleiding op dit boek verwijt Réné Doumic aan het Fransche volk, dat zij alleen zichzelven zoeken. Van ondernemingsgeest, van offervaardigheid voor anderen is bij velen geen sprake meer. De meesten jagen enkel naar geld. De wellusten worden onbeschaamd gediend.

Hij verteerde het telkens zeer royaal, ging weer ekstatisch opbranden in de weelderige wellusten van zijne armoede en riep op zolderkamertjes zijn nijd uit, zijn gekwetste fierheid, zijne onbluschbare razernij altegare, in zijne overtuiging, de gramschap van een vervaarlijken God, door zijn uitgekozen menschenmond tot vóor Gods outers uitgeroepen.

Veel liever wilde ik hier een zoeten bloemkrans plukken, Als met de Nijlsche kroon mijn voorhoofd prat omdrukken, Geen purper ruilde ik of koninklijk gesmijd , Met mijn omgorden rok, mijn herderlijk habijt , Geen wijnen liet ik in een gouden schale gieten, Voor eenen koelen teug geschept uit deze vlieten, Veel grager uit mijn maal smaakt deze spijze grof, Als al de lekkernij van 't koninklijke hof: Al schijnet 's konings hof te zwemmen in wellusten , 't Is wederom vermengd met zorgen en onrusten, Nu zal de koning zijn met purper schoon bekleed, En morgen toegerust met wapens dol en wreed, Nu zal zijn waardig hoofd de groote kroon bedwelmen, En morgen 't harde staal en 't blaauw van eender helmen , Drukt nu zijn sterke hand den scepter hoog en waard, 't Verandert 's anderdaags ligt in een vlammig zwaard.

Misschien terwijl gij u met de uwen, volgens Gods woord, onderhoudt over de reiniging van alle besmetting des vleesches, voleindigende de heiligmaking in de vreeze Gods, wordt ginds op een uwer plantagiën eene slavin, u toebehoorende, door een uwer directeuren of blank-officiers aan zijne wellusten opgeofferd. Zijn deze dingen niet mogelijk? Geschiedt zulks nimmer?

Hare oogen waren als stralende, zwarte karbonkelen, die zochten te betooveren met beloften van wellusten, der menschheid onbekend... Maar ik, ik voelde nog de bekoring van lotosblauwe maagde-oogen. Ik werd niet verliefd.... Ik veranderde niet in een ezel... Kom! zeide ik tot Davus, instijgende de stoet vloeide voorbij. Laat ons de herberg zoeken...

God is uw wil, God wil u goed, gij wilt over allen de heerschappij van uw God. Dit stelsel is uitstekend voor jonge volkeren en kan Jong-Amerika bijvoorbeeld tot grootsche daden aanzetten. Maar wij zijn oud en door de wellusten der wetenschap bedorven. Vergeet dat niet: wij gelooven in niets, wij willen beproeven en ervaren.

Het is zeer aardig! ik zeg dit niet ten uwen opzichte, mijnheer de senator; 't is mij evenwel onmogelijk u geen geluk te wenschen. Gij, groote heeren, hebt, zooals ge zegt, een philosophie op uw eigen hand, een keurige, verfijnde alleen voor de rijken genietbare philosophie, die voor alle gerechten geschikt is en de wellusten des levens voortreffelijk kruidt.