United States or Estonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is niet aan te nemen, dat er in den zeedienst een andere commandant te vinden zou geweest zijn, die voor zulk eene beuzelachtige reden, op eene vijandelijke kust, die onder de lij was, eene sloep zóó ver van het schip had durven wegsturen. In mijne sloep had ik twintig man en een adelborst.

Vrouw Vos vroeg: »heeft hij een rood broekje aan, en een spits snoetje?« »Neenzei de kat. »Dan kan ik hem niet gebruikenToen de wolf weggestuurd was, kwam er een hert, een haas, een beer, een leeuw en vele dieren de een voor den ander. Maar er ontbrak altijd een van de goede eigenschappen van den ouden heer Vos, en de kat moest iedere keer de vrijers weêr wegsturen.

Hij was er verbaasd over, dat de moeder dit zoo kalm opnam. "Moet u hem nu niet wegsturen?" vroeg hij weer, want hij had altijd gehoord, dat het onmogelijk was een Tater in dienst te hebben. Hij herinnerde zich de wanhoop van zijn vader, toen de Taters er geweest waren, en hij het huis uitgeplunderd had gevonden bij zijn thuiskomst. "Ik dacht, dat deze hoeve al genoeg te lijden had," zei hij.

Hij kan haar dan wel na een week weder wegsturen, maar het kind blijft het zijne. Tot de jongen zeven jaar oud is, moet hij de moeder wekelijks een som geven, tot onderhoud van het kind en zoodra het zeven jaar is, kan hij het tot zich nemen of voortgaan de moeder voor het onderhoud te betalen.

Maar de arme moest zijn huis, zijne meubels, zijne schuren en stallen oud en leelijk laten worden, hij moest zijn vee stuk voor stuk, zijne akkers en zijne weiden één voor één verkoopen, hij moest zijne dienstboden den een na den ander wegsturen. En hoe hij ook zijn best deed, hoe hij ook werkte en zwoegde en zorgde van den morgen tot den avond het hielp hem alles niets.

Toen Rodolphe thuis kwam, zeide zijn vriend tegen hem, dat Baptiste beslist weggezonden moest worden. "Wij hebben absoluut geen nut van hem," zeide hij. "Dat is zoo," antwoordde Rodolphe; "hij is een levend kunstvoorwerp." "Hij is zoo dom als het achtereind van een koe." "En lui!" "Hij moet weg." "Laten we hem wegsturen!" "Toch heeft hij eenige goede eigenschappen.

Bovendien, ik moèst hem wel wegsturen, want mijn geheim moet veilig zijn...." Nog even, argwanend, spiedde Kees in de duisternis. Doch er was niets, dat ongerustheid kon wekken. De zieke begon, terwijl Kees Smit voor alle zekerheid eenige namen in zijn zakboekje aanteekende: »Je moet de Soengei Tekoeng opvaren, tot je bij een groote riam komt.

Wilt gij een knecht, een armzaligen keukenjongen de taak opdragen, waartoe ik den edelsten onder uwe ridders kwam oproepen? Is dat uwe hooggeroemde hulpvaardigheid? Beseft gij dan niet, dat gij mij nog beter zonder hulp kondt wegsturen, dan mij zulk een geleider mede te geven? O, wat zal die ellendeling daarginds mij hoonen, wanneer hij hoort, wie de ridder is, die komt om hem te bestrijden!

Zelfs moet ik haar het offer brengen, dat ze van mijn liefde eischt en dat offer is je ontslag te geven. Het spijt mij wel, mijn arme Gil Blas, dat verzeker ik je, maar ik kan niet anders. Wat je troosten zal, is, dat ik je niet zonder belooning zal wegsturen. Overigens zal ik je een plaats bezorgen bij een dame, met wie ik bevriend ben en waar ge het zeer goed zult hebben."

Op zekeren dag zei de vrouw tegen haar echtgenoot: "Wij moeten je dochter wegsturen. Zij moet de wereld ingaan om zelf haar fortuin te zoeken!" En hij antwoordde: "Hoe kunnen wij het arme meisje wegzenden? Waar zou zij alleen heen moeten?"