United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik ben hier gevangen.... Je mag het Palatium niet uit? Neen, Earinus. Ik zal van daag je groeten aan Cecilianus over brengen. Ik mag wèl door de parken gaan. Kom nu meê. Earinus strekte de hand uit. Hij glimlachte. Hij was schoon als een jonge Eros, maar er lag een onzegbare weemoed in zijn glimlach. Earinus, zei Cecilius.

Het weêr was buiig, de waterplas, donkergroen van kleur, was gewoonlijk sterk beschaduwd, en stak statig af tegen de dartele lijnen van het veelsoortig groen langs de oevers; de zon brak door en overgoot alles met haar heerlijk licht, om in een anderen vorm nog mooier te geven.

Zouden die kerels misschien van plan zijn hier een meeting te houden? Dan beklaag ik de landbouwers en andere menschen, die in deze streek wonen. Hebt gij ook iets gehoord van hetgeen er gesproken werd?" "Er brandden verscheiden vuren, en de geheele ruimte was verlicht.

Jaren geleden reeds was er over deze zwarigheid 'n kantoor- en familieraad belegd, met den kanonieken uitslag dat de ook toen reeds niet jeugdige Gerrit zou worden beschouwd als geslachteloos, 'n vereerende onderscheiding die hem 't recht van toegang tot den harem verschafte. Men bedenke dat het er donker was, en de sultane sedert lang grootmoeder.

Nu keerde hij naar het bosch terug, om zich in zijn koffer neer te zetten, maar waar was deze gebleven? De koffer was verbrand. Een vonk van het vuurwerk was er ingevallen, deze had vlam gevat, en nu lag de koffer in de asch. Hij kon niet meer vliegen, niet meer bij zijn verloofde komen. Deze stond den geheelen dag op het platte dak en wachtte; zij wacht waarschijnlijk nog.

Een dame, die ik den volgenden dag ontmoette en wie ik mijn verbazing te kennen gaf over die wonderlijke afzondering, begreep niet, wat ik voor bekoorlijks vinden kon in die rust van het tropische land en dat gemis aan afleiding. Voor haar was het een leven als in de hel; hoe miste ze haar Parijs!

Elinor's lippen bewogen gelijktijdig met die harer moeder, en toen het ogenblik van handelen was verstreken, wenschte zij, dat zij hem ook de hand gegeven had. Maar nu was het te laat, en met een uitdrukking, die zij haar best deed onbevangen te doen zijn, ging zij weer zitten, en praatte over het weer.

In de eerste helft der zeventiende eeuw alzoo, landde een man van middelbaren leeftijd en van een streng somber uiterlijk, aan het klooster te Solowetsk, om op het graf van den heiligen Filippus te bidden en een schuilplaats bij de monniken te vragen. Naar zijn zeggen, was hij de zoon van een boerenarbeider uit een dorp nabij Nisjny-Nowgorod, zelf ook landbouwer en gehuwd.

De beschrijving, die zij den koning van haren toestand en de houding harer zuster gaf, was geheel bezijden de waarheid en zij wist haar verhaal op zulk eene aandoenlijke wijze voor te dragen, dat Walewein, tot wien zij zich richtte, haar beloofde het zwaard voor haar op te nemen. Hij verzocht haar echter onder geene voorwaarde zijn naam te noemen.

Hij was nu weer tot zich zelf gekomen en kon weer spreken en hij moest haar zooveel zeggen. Maar hij zeide altijd iets anders, dan noodig was. "Ik wist, dat het zoo zou komen. Ik waagde nooit te hopen, maar innerlijk was ik er toch van overtuigd," zeide hij. "Ik geloof, dat het was voorbeschikt."