United States or Haiti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch zelfs ook dán, in dien laatsten stond, dan nog wankelt hij een oogenblik; dan zelfs ziet hij nog aan de rechterzijde van dien poel, een doornig en rotsachtig pad, 't welk steil naar boven gaat; dan nog kan hij keeren; dan nog trekt hem een stem naar boven.

In een oogenblik ziet Ney al zijn generaals gewond en de meesten zijner soldaten gedood; zijn verzwakte colonne wankelt, begint te aarzelen, gaat terug en sleept hem mee. Ney begrijpt, dat hij het onmogelijke heeft beproefd; hij wacht af, dat de vlucht der zijnen het ravijn tusschen hem en den vijand heeft geplaatst; het eenige wat hem redden kan.

Met zijn moker vermorselt hij het ondier den schedel, wankelt nog negen schreden door de dampen van gif, en valt. Zwart wordt de zon en de aarde zinkt in de zee. Van den hemel vallen de schitterende sterren, en in den donkeren top van den wereldboom loeien de laaiende vlammen. Wat is er met menschen, wat is er met goden? Ver van de zon af, aan Doodenstrand, zie ik een zaal.

En er is een schuwleelijke Arabier, die beweert ezelendokter te zijn en die ons verzekert, dat hij wel een goeden ezel voor ons koopen kan. Ook de Duivel is gekomen. Een oud mannetje, steunt als een heks op zijn stok. Hij spreekt Duitsch. Het is smoorheet om hem heen. Het spookt. Wij stikken in het licht. Ik grijp naar mijn hoofd, duizelig in de hitte. Wat gebeurt hier? De wereld wankelt.

In de uiterlijke personificatie nu put zich de voorstelling van den dichter zoozeer uit, dat zijn opvatting van wat Franc Vouloir eigenlijk beteekent, wankelt tusschen den abstracten vrijen wil en de vrijheid van den vroolijken jonggezel. Hetzelfde gedicht illustreert nog in een ander opzicht, hoe in de uitgewerkte verbeeldingen de gedachte licht bleef wankelen of zich vervluchtigde.

Met doodsbleek gelaat staart de oude slotbewaker naar de late gasten. Hij maakt een kruis en ijlt in het vertrek van zijn heer. Daar wankelt een manlijke gestalte, door ouderdom en verdriet gebogen. De ridder snelt hem tegemoet. "Roland" klinkt het als een steunen van de verbleekte lippen van den burchtheer. Zwijgend houdt de late bezoeker den snikkenden ouden heer in de armen gesloten.

Een Arabische vrouw ziet, dat de wereld wankelt. Zij geeft mij water. Het is voorbij. Wij zijn nu met ons tienen bezig. Zullen wij slagen? O, dit is weer een heel mooi ezeltje. En de wereld is ook op adem gekomen. Zullen wij dit ezeltje koopen? Neen, wij zullen dit ezeltje niet koopen. Want Mohammed, de wetende Mohammed verzekert ons, dat dit ezeltje aderspatten heeft. Ook Ibrâhîm zegt het.

Hij kende zoo goed de voldoening van den boer, die zijn koren stijgen zag en aren dragen, rijpend tot zuiver goud, het koren dat hij zaait op den akker zijner vaderen en maait met eigen hand, om 't voedsel te zijn van zijn gezin; zijn trots, zijn rijkdom wanneer de hooiwagen hoogbeladen de schuur te gemoet wankelt, gelijk een vol-gestapeld schip dat de haven binnendrijft....

Zij brengen met zich herinneringen aan aangename dagen samen doorgebracht. Op het oogenblik dat zij hem ontmoeten in het spel, wankelt hij onder het gewicht van een last ondragelijk voor iemand van zijn gemoedsaard. De dooden zijn gewapend en wel uit het graf gekomen om hem een zending op te leggen, die tegelijk te groot en te min voor hem is.

’t Is ook waarlijk niets grappig om daar dien ouden man te zien, die, wezenloos voor zich uitstarend, met de vuist zich voor de borst slaat, allerlei onverstaanbare woorden prevelt en eindelijk luid snikkend uitroept: „ik ben alles kwijt, alles vergeten!” „Harpagonhoort niets meer, verstaat niets meer en wankelt als een beschonkene heen en weder. „Hij is vet”, roept er een van ’tschellinkie.”