United States or Seychelles ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tot het laatste oogenblik bleef hij bij zijn volle kennis. Een dag vóór zijn dood beval hij zijne gemalin en zijn drietal kinderen den Staten van Friesland schriftelijk aan. Hij werd opgevolgd door zijn eenigen zoon Hendrik Kasimir II, een kind van ruim zeven en een halfjaar , nog minderjarig en onder voogdijschap zijner moeder.

Hij regeerde van 1640 tot 1664. Albertina Agnes, Prinses van Oranje, in 's Gravenhage op den 29 April 1634 geboren, had gedurende den tijd der voogdijschap over haren zoon Hendrik Casimir, die nog geen acht jaren oud was bij den dood zijns Vaders, het bestuur over dit Gewest, en verwierf zich veel gezag bij de Friezen.

Joost Van Meerle, die met zijn vader, na Van Males afsterven, de eenige bloedverwanten de eenige erfgenamen van den wees waren, Joost, die tot voogd werd benoemd terwijl zijn vader de toeziende voogdijschap zou waarnemen.

Op het antwoord der vrouw, dat hij althans in dienst was toen, na Van Males dood, de voogdijschap over den jongen Willem door hem aanvaard werd, verhaalde de geneesheer verder hoe het juist bij hém geweest was, dat hij dien zelfden nacht werd geroepen, terwijl hij er bijvoegde, dat het hem zeer verwonderen zou indien de luitenant, die, bij zijn mede-officieren slechts weinig gezien moest wezen, de activiteits-uniform langer zou dragen, dewijl een ernstige beenbreuk vrij zeker een amputatie zou ten gevolge hebben.

Zooveel wist hij van het Burgerlijk Wetboek wel af, dat elke minderjarige een voogd moet hebben; en naar zijne meening had hij, indien hij de verpleger van den knaap was geworden, op de voogdijschap het meest onbetwistbare recht gehad. Niet de minste twijfel kwam bij hem op, dat de kantonrechter in dit geval met hem wel eens van meening had kunnen verschillen.

"Als ik mij niet laat misleiden door de onzekerheid, de partijdigheid eener teedere herinnering, dan bestaat tusschen hen beiden een sterke gelijkenis, zoowel innerlijk als uiterlijk, dezelfde warmte van hart, dezelfde vurigheid van verbeelding en geest. Deze dame was eene mijner naaste bloedverwanten, reeds jong wees geworden, en onder de voogdijschap van mijn vader geplaatst. Wij waren bijna even oud, en van jongsaf speelgenooten en vrienden. Ik kan mij den tijd niet herinneren, waarin ik Eliza niet liefhad; en toen wij ouder werden, was mijn genegenheid voor haar zoo innig, dat u, die mij beoordeelt naar mijn tegenwoordigen triesten en vreugdeloozen ernst, mij wellicht niet tot zulk een sterk gevoel in staat zoudt kunnen achten. Haar liefde voor mij was, geloof ik, vurig als die van uwe zuster voor den Heer Willoughby, en niet minder ongelukkig, al was het door eene andere oorzaak. Toen zij zeventien jaren was, moest ik haar voor altijd verliezen. Zij trouwde werd tegen haar zin uitgehuwelijkt aan mijn broeder. Haar fortuin was aanzienlijk en ons familiegoed stak diep in schulden. Dat is alles, vrees ik, wat gezegd kan worden ter vergoelijking van het gedrag van hem, die haar oom en voogd was. Mijn broeder verdiende haar niet; hij had haar zelfs niet lief. Ik had gehoopt, dat haar genegenheid voor mij haar onder alle moeilijkheden zou staande houden, en een tijdlang was dit ook zoo; doch op den duur kon haar standvastigheid geen weerstand bieden aan de smart die zij moest verduren; want zij werd zeer hard behandeld, en hoewel zij mij had beloofd, dat niets... maar hoe ongeregeld is mijn verhaal! Ik heb u nog niet verteld, hoe het zoover kwam. Slechts enkele uren voor wij te zamen wilden vluchten naar Schotland, werden wij verraden door het bedrog of de domheid van de kamenier mijner nicht. Ik werd verbannen naar het huis van een zeer veraf wonenden bloedverwant en haar werd alle vrijheid, alle omgang, elk vermaak ontzegd, tot mijn vader zijn zin had gekregen. Ik had te veel op haar kracht vertrouwd, en de slag trof mij zwaar; doch als haar huwelijk gelukkig was geweest, dan had ik mij, zoo jong als ik toen was, er na eenige maanden mede moeten verzoenen; of ik had het althans nu niet behoeven te betreuren. Maar dat was niet het geval. Mijn broeder had haar niet lief; hij jaagde ongeoorloofde genoegens na, en van den beginne af heeft hij haar hard behandeld. Maar al te natuurlijk waren de gevolgen van die behandeling, in hun uitwerking op een geest, zoo jong, zoo levendig, zoo onervaren als die van Mevrouw Brandon. In het begin droeg zij gelaten haar ellende, en het zou gelukkig zijn geweest, zoo zij gestorven ware, eer zij de droefheid verwon, die de herinnering aan mij in haar placht te wekken. Maar is het vreemd, dat zij ten val werd gebracht, met een echtgenoot, die haar uitlokte tot ontrouw, en zonder één vriend, die haar raden of weerhouden kon? (want mijn vader stierf een paar maanden na hun huwelijk, en ik was met mijn regiment in Indië). Was ik in Engeland gebleven, misschien... doch ik meende beider geluk te bevorderen door haar voor lange jaren te verlaten, en met dat doel had ik om overplaatsing verzocht. De schok, dien ik ondervond bij het vernemen van haar huwelijk," ging hij voort, met een stem, die zijn heftige ontroering verried, "was gering, was niets, vergeleken bij wat ik voelde, toen ik twee jaren later hoorde, dat zij gescheiden was. D

Hij lachte haar toe, en beloofde zich te zullen beteren onder het voogdijschap van haar drieën. Het schijnt, of ik onder curateele van mijn nichtjes en van freule Van Erlevoort sta! zeide hij vroolijk. Mag het kleine jongetje nu nog een kopje thee? De stortregen had opgehouden, maar de wind schudde nog steeds de druppelende takken. Het was over halfvijf, toen er opnieuw gebeld werd.

Wanneer Nederland Java en Sumatra thans onafhankelijk maakte, afgezien van het feit, dat andere mogendheden spoedig en gaarne de voogdijschap zullen overnemen, dan zouden beide eilanden in minder dan geen tijd terugzinken tot het peil van beschaving, dat zij een eeuw of langer geleden bezaten.

Van Albert van Saksen tot de Hervorming. A. De Saksische Regering. ~ALBERT~, Hertog van Saksen-Meissen, geboren in 1443, was gedurende de voogdijschap van Keizer Maximiliaan over zijn zoon Filips II, Graaf van Holland, tot Stadhouder van dat gewest aangesteld.

De voogden van weduwen en weezen zullen de goederen hunner pleeglingen schriftelijk doen opteekenen en beschrijven, en het hun toevertrouwde gants zoo als zy het hebben ontfangen, by het einde hunner voogdijschap te rug leveren, op verlies van hunne eer.