United States or Mayotte ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij heeft namelijk de gewaarwording gehad, een liefhebbende, nederige en eerlijke Vondel-bewonderaar te zijn, schrijvend als onder de oogen en glimlach van Vondel, in de taal-nuance van Vondel's tijd. Het tweede van den trits, waarvan ik sprak is dit: het werk is van een placide, bijna stugge, rimpellooze eerlijkheid.

Zijne patricische Amsterdamsche stemming, zijne bewonderenswaardige wetenschappelijke vlijt in de uitgave van Vondel's werken gebleken, zijne veelzijdige letterkundige en historische kennis, werden altijd verhelderd door eene zonnestraal van vriendelijke geestigheid; zijne deftige betoogen afgewisseld door een vroolijken zet, zijne ernstige buien opgehelderd door eene grappige anecdote.

Wat zegt ge wel hiervan?! Wat mij betreft: ik herinnerde mij plotseling Vondel's Jozef in Dothan: als de broeders Jozef in den put gesloten hebben, zingen de engelen voor hem en hen onhoorbaar: Het lust ons om dees duisternissen Des puts, al 't hemelsch licht te missen: Want zulke duisternissen zijn Ons schoener dan de zonneschijn.

Niemand was meer gerechtigd dan hij tot deze taak, daar hij een vierde van zijn reeds gevorderden leeftijd aan het verhaal van Vondel's leven, en aan het verklaren van zijne werken had besteed. Uit aller keelen klonk daarom een aanhoudend bravo, toen de welsprekende staatsman, die destijds aan het hoofd van het departement van Binnenlandsche Zaken stond, toen Mr.

Hij sprak enkele eenvoudige woorden over Vondel's graf en noodigde de feestgenooten naar het park, waar het schoone monument van Royer en Cuypers zou worden onthuld. Een uur later verscheen hij in het spreekgestoelte bij het standbeeld en sprak daar met duidelijk verstaanbare stem zijne feestrede.

Het was Vrijdag 18 October 1867, den dag, waarop te Amsterdam het standbeeld van Joost van den Vondel zou worden onthuld. Eene groote menigte stroomde naar de Nieuwe Kerk, om zich rondom Vondel's grafsteê te vereenigen. De blauwe zerk was zorgvuldig van stof gezuiverd en prijkte met eene krans van gele immortellen.

Het schip kwam in beweging, draaide zijn kop naar den uitgang der baai, den kant naar de zee op. Daar zag ik het krieken van den morgenstond uit Vondel's Palamedes voor me; de sterren vluchtten en de Titaan rees. Het dun gezaeit gestarnt verschiet Zijn' glans, en gloeit zoo vierigh niet. De schaduwe is aen 't overleenen. De morgenstar drijft voor zich heenen De benden van het hemelsch heir.