United States or São Tomé and Príncipe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Er is geen twijfel aan, of dit is een van de gewoonten die Ismaques er in het voorjaar op nahoudt om een bewonderenden blik te verwerven uit de doordringende, gele oogen van zijn wijfje; maar ik merkte dat hij er meer gebruik van maakte, toen de jonge vischarenden al een mooie, breede vlucht begonnen te krijgen en hij en zijn vrouw ze er op alle mogelijke vriendelijke manieren toe trachtten te krijgen het nest uit te komen.

Daarna begonnen ze heftig op het een of andere beest te stooten, dat beneden bezig was in den boom te klimmen waarschijnlijk een vischmarter. Ik naderde voorzichtig om te zien wat het was, maar voordat ik de plaats bereikte, hadden ze den indringer al verjaagd. Een heel eind het bosch in hoorde ik een van de gaaien, die tierend achter den roover aantrok, om den vischarenden te wijzen waar hij was.

In zekeren zomer had ik mijn tent aan het meer opgeslagen; ik kon er maar niet toe besluiten op te breken, geheel bekoord door die heerlijke omgeving en het goede vischwater. Tegenover mij hadden een paar vischarenden in den top van een hoogen spar aan de berghelling hun nest gebouwd.

Maar de vischarenden deed hij nooit kwaad en het nest verstoorde hij ook niet, zoodat ze best met elkaar overweg konden. Cheplahgan bezorgde zich op zijn manier zoo nu en dan eens een hapje visch, en de brave Ismaques, die nooit lang hongerig hoefde te blijven, schikte zich zoo goed en kwaad als het ging in zijn toestand.

Gewoonlijk eerbiedigen de vogels elkaars vischwater en vooral elkaars oude nesten; maar deze twee kwamen er zoo zonder aarzeling bezit van nemen, alsof ze op de een of andere wijze een schikking getroffen hadden met den eigenaar, die nooit meer terugkwam. Al jarenlang woonden mijn vischarenden op dien ouden spar aan de helling.

Wanneer er een groote havik in de buurt kwam, of als er op een donkeren namiddag een jonge uil in de naaste omgeving uit jagen ging, sloegen de gaaien alarm en kwamen de vischarenden oogenblikkelijk van het meer aansuizen. Of Deedeeaskhs bezorgdheid over zijn eigen jongen grooter was dan over de kleine vischarenden zou ik niet kunnen zeggen.

Toen ik een paar dagen tevoren een uitstapje naar een ander meer maakte om grooter forellen te zoeken, stonden de jonge vischarenden nog op het nest en hielden zich doof voor de betuigingen van de oude vogels, dat het tijd werd hun groote vleugels eens te gaan gebruiken.

De vischarenden wiekten in groote kringen boven het meer, terwijl ze loerden naar het geglinster van visch aan de oppervlakte, toen de kreet tot hen doordrong en ze vlug als de wind op het nest afschoten. Ik zette van den kant af en zag hoe ze in snelle kringen boven de boomtoppen wielden met korte, doordringende kreten van woede.

Deedeeaskh, de gaai, telt geen enkelen vriend onder de boschbewoners. Ze weten alle dat zij een dievegge en een bemoeial is, en jagen haar onverbiddelijk weg, als ze haar bij hun nest aantreffen. Maar de groote vischarenden hebben haar vriendelijk en zonder erg ontvangen; en zij heeft dit ongewone blijk van vertrouwen edelmoedig beantwoord.

Of dit een gewoonte is van alle vischarenden, of alleen van die twee aan het Groote Squatuk-meer die ook in andere opzichten merkwaardig verstandig waren weet ik niet te vertellen. Wat er van de jongen wordt is mij ook nog een geheim.