United States or Tanzania ? Vote for the TOP Country of the Week !


In enkele verlatynschte geslachtsnamen schrijft men ook wel steeds eene é. In zulke namen, in Sandérus, Kuipéri, Kuipéres, Hollingérus, is die é al evenmin op hare plaats als in de goed nederlandsche. Uit het Nederlandsch verduitschte, of omgekeerd uit het Hoogduitsch half verdietsche geslachtsnamen komen veel zeldzamer voor als fransche bastaarden.

Van hun bedrijf hebben wy de geslachtsnamen Kuiper, Kuyper, De Cuyper, De Cuypere, De Cupere, Cuyper, de verlatynschte formen Cuperus en Couperus, met de oneigenlike vadersnamen Kuipers, Kuypers, Cuypers, Küppers, Cuperi, Couperi, enz. Zeer talrijk zijn ook de namen der smeden onder de geslachtsnamen vertegenwoordigd.

De algemeen-aardrijkskundige namen veld en huis komen beiden voor in den geslachtsnaam Huis-in-'t-Veld. Met hof: Aldershof, Ameshoff, Attenhoven, Balkenhoven, Bomhoff, Eekhoff, Eeckhoff en Eekhof, Kouwenhoven, Kruythoff, Noordhof, Nyhoff, Rauwenhoff, Sijthoff, Spaenhoven, Uuldershof, Uvenhoven, en het verlatynschte Lindenhovius.

Een paar van die geslachtsnamen, op ung eindigende, komen ook in de Nederlanden voor, waar zy waarschijnlik uit Duitschland zijn ingevoerd geworden; b. v. Ook de verlatynschte maagschapsnaam Hallungius behoort oorspronkelik tot deze groep. Even zeldzaam komen zulke patronymikale geslachtsnamen onder ons voor, waar by het oorsponkelike ing of ink tot ong en enk veranderd is.

Vele andere verlatynschte en vergriekschte namen zijn niet van aardrijkskundigen oorsprong, maar het zijn verformingen van nederlandsche vadersnamen. Ook van dezen zijn de meesten reeds behandeld op bl. 52 en 149 van dit werk. Het zijn Arntzenius, Bolsius, Borgesius, enz. De vergriekschingen, in den form van grieksche tweede-naamvallen, waren vooral onder de oude friesche geleerden in zwang.

Aan het slot dezer afdeeling van vergriekschte en verlatynschte vadersnamen, moet hier nog eene kleine groep van maagschapsnamen genoemd worden, welke bestaat uit volle, in zich zelve onveranderd geblevene patronymika, maar waar willekeurig de latynsche uitgang ius achter gevoegd is.

Die geslachtsnamen zijn: † Bavinga, † Bauwenga, † Bavema, Bauma, Bauwes, allen in Friesland; Bange, saamgetrokken van Bauinge, als Banga van Bauinga; Bavink, in Engelland als Baving voorkomende, Bauwen, Bauwens, Baafs, Baefs, Baafse, en het verlatynschte Bavius. De geslachtsnaam Tjeenk is moeielik te verklaren. Ik waag dien aangaande de volgende gissing.

Zekere Ruurd, van Akkrum geboortig, een herformd predikant in de 16de eeu, verlatynschte zynen naam in Ruardus Acronius. Hy was de stamvader van het nog bestaande friesche geslacht van dien naam.

Of de eene man die Bakker heette, verlatynschte dien naam tot Pistorius, of hy vergriekschte hem tot Artopaeus, terwijl de andere zich met een enkel latynsch steertje achter zynen naam vergenoegde, en er Backerus van maakte. Niet altijd was men even gelukkig in het veranderen van de namen; soms vertaalde men die namen, door onverstand, geheel verkeerd.

De geslachtsnamen Slaterus en Colerus zijn verlatynschingen van de oorspronkelik hoogduitsche namen Schlater en Köhler. Ook Knottnerus schijnt my eene verlatynsching van eenen oorspronkelik hoogduitschen geslachtsnaam. Als verlatynschte namen van aardrijkskundigen oorsprong bestaan nog: Acronius, Beilanus, Buranus, enz. allen reeds op bl. 207 verklaard.