United States or Belgium ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dit is het geval by Bartstra, van barte, het friesche woord voor vonder of vondel, een paar samengevoegde planken die tydelik over eene sloot liggen om als brug te dienen ook een houten stoep of opstap aan en over het water. Dit woord wordt door de Friesen nagenoeg zonder r uitgesproken: van daar de geslachtsnaam Batstra. Dit friesche woord wordt ook wel verhollandscht tot bert.

Beer, in plaats van bier, komt ook in den geslachtsnaam Beerstecher, zie bl. 183 en 311, voor. Verder nog Scherpbier, Dunbier en Dunnebier en Coelenbier met Coelembier. Een byzondere soort van bier dat oudtijds te Groningen gebrouen werd, droeg den naam van Kluun, verhollandscht tot Kluin.

De beroemde natuurkundige Albertus Seba, oorspronkelik een Fries en in het oostfriesche dorp Etzel geboren, was in den tijd apotheker te Amsterdam. Heden ten dage komt zijn naam, tot Zeeba verhollandscht en verbasterd, nog te Amsterdam als geslachtsnaam voor.

Geenszins zeldzaam zijn ook in Nederland de hoogduitsche geslachtsnamen die op bach eindigen. Deze namen, als vreemden, kunnen eigenlik in dit werk niet in aanmerking komen. Maar toch dient hier vermeld te worden dat enkelen dezer bach-namen in schrijfwyze verhollandscht zijn, en nu op bagh of op bag uitgaan.

Westfaal is verhollandscht van den hoogduitschen form Westphal, die nog, uit den pruiketijd, eene ph in plaats van f vertoont. Munsterlander is iemand uit Munsterland, dat is de westelikste westfaalsche gou die zich langs onze grenzen uitstrekt. Saks, Sax, Sachs en Sachse; de oude, goed-nederlandsche, meest oud-hollandsche form van dezen volksnaam, Sas, is my als maagschapsnaam nooit voorgekomen.

In de friesche steden, waar, b. v. te Leeuwarden en te Sneek, »de Suupmerk", in deze eeu soms verhollandscht tot »Zuipmarkt", nog bestaat, zegt men suup. Elders in de noordelike gewesten, b. v. te Groningen, is eene zuivelspyze als diksoepen bekend; en ook in Brabant, b. v. te Breda, kent men zuipen als zuivelspijs.

Een boerehuis, meestal tot eene kleine sate behoorende, waar de schuur, de stalling van het vee en het woonhuis van den boer allen onder één groot dak vereenigd zijn waar dus dat groote dak als eene stulp of stolp die drie verschillende onderdeelen van een boerehuis overstelpt, heet in Friesland eene stjelp, verhollandscht tot stelp, en in Noord-Holland eene stolp.

Het doet mij wel eens wonderlijk aan, te hooren, hoe de instructeur hen ijverig bijbrengt hoe sterk ons leger is, en hoeveel mitrailleurs wij bezitten per regiment. In verhollandscht Duitsch herhalen zij de getallen, en men corrigeert zorgvuldig eventueele over- of onderschattingen. Opdat zij goed op de hoogte zullen geraken.

Swaga, verhollandscht tot Zwaga, komt ook in versletene formen als Swage en Zwage voor. Deze geslachtsnaam is afgeleid van het friesche woord sweach, dat veeweide beteekent , en veelvuldig in friesche plaatsnamen voorkomt, en wel in den verhollandschten form zwaag. Een dorp by Hoorn in West-Friesland heet enkel Zwaag. Ook vindt men daar een gehucht Zwaagdijk.

Luinge en Lunia worden dan ook beiden wel als Luunje uitgesproken. Oudtijds bestond in Groningerland een geslacht † Luinga; deze naam staat in form midden tusschen het friesche Ludinga en het drentsche Luinge in. Verhollandscht tot Luidinga is dit overoude patronymikon nog een hedendaagsche geslachtsnaam, even als Luding en Ludink. Schaange is voluit Schadinge, van den frieschen mansnaam Scato.