United States or Ethiopia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als in Noord-Afrika de vijg-cactus bloeit, wordt deze plant de vereenigingsplaats van alle soorten, die in den omtrek voorkomen. Hetzelfde verschijnsel merkt men op in de wouden, als hier een enkele bloeiende mimosa te midden van andere boomen staat, voorts bij alle boomen, welker bloemen Insecten aanlokken.

Nog veel automobielen kwamen zoo gaandeweg aan, om ons te begroeten. Het scheen, dat men ons zoo vroeg niet had verwacht, want wij waren hier op de afgesproken vereenigingsplaats, van waar men het plan had gehad, ons tegemoet te rijden. En wij waren bijna de eersten op de meeting. Men had ons om één uur verwacht, en het was nog geen twaalf.

De leden van het genootschap der Cougourde van Aix, welke te Parijs waren, vereenigden zich toen op de vlakte van Issy, in een der talrijke verlaten steengroeven aan die zijde van Parijs. Terwijl Enjolras zich naar die vereenigingsplaats begaf, sloeg hij bij zich zelven een blik op den toestand: Dat de gebeurtenissen ernstig waren, was duidelijk.

Zij was Courfeyrac gevolgd, zij had kennis genomen van de plaats waar de barricade werd opgericht; en, overtuigd, dat Marius, die geen bericht had ontvangen en wiens brief zij had onderschept, tegen den avond zich naar de gewone vereenigingsplaats van elken avond zou begeven, was zij naar de straat Plumet gegaan, had er Marius gewacht en hem in naam zijner vrienden de oproeping gedaan, die, zoo zij meende, hem naar de barricade moest voeren.

De agent van Lloyd stelde zich met groote welwillendheid tot mijne beschikking en zeide mij hoe ik het moest aanleggen, om hier zoo goed mogelijk te leven. Eene goede restauratie, buiten den muur der stad, aan de kaai gelegen, is de algemeene vereenigingsplaats van de reizigers, de officieren van het garnizoen en de oostenrijksche ambtenaren.

Olympia was dus alle vier jaren de vereenigingsplaats van al, wat Griekenland als schoon, edel en geleerd kon aanwijzen, en daarom hebben deze spelen veel bijgedragen om de Grieken tot een welontwikkeld en kunstlievend, in één woord, tot een beschaafd volk te maken. Onder de vele steden, die men vroeger in Griekenland had, waren Athene en Sparta de voornaamste.

In het oosten was die kust vlak; naar het zuiden meer bergachtig; wij waren er nog vijf kilometer af, zoodat zij voor ons oog nog te veel met de nevels op zee ineensmolt. De zee was geheel verlaten, geen enkele boot, geen enkele duiker. Deze vereenigingsplaats van de parelvisschers was geheel eenzaam, omdat wij, zooals de kapitein mij reeds voorspeld had, een maand te vroeg kwamen.

In het vorig hoofdstuk heb ik er reeds op gewezen, dat Coen in 1618 van meening veranderd was, omtrent het zenden van een vloot naar de Philippijnen. Wel vond hij het goed, dat er schepen gezonden waren, maar, naar den stand en tijd, ware 't beter geweest, schreef hij aan 't Lam , "dat men zooveel van de beste schepen niet gezonden hadde". Hij vreesde, dat de Molukken Ambon en Banda door het uitzenden van vijf der beste schepen te zeer ontbloot zouden worden, waardoor aan de Engelschen gelegenheid werd gegeven aldaar hun slag te slaan . En Coen's vrees was gerechtvaardigd. Het was den Engelschen ernst, toen zij dreigden de "Dutchman" niet alleen uit Ambon, Banda en de Molukken, maar uit den geheelen Indischen Archipel te verdrijven. Half December, na aankomst van hun admiraal Thomas Dale, sloten zij heimelijk een aanvallend verbond tegen de Nederlanders met den koning van Bantam. Samen zouden zij het Nederlandsche fort te Jacatra veroveren. Hoe Coen genoodzaakt werd, het fort aan zijn lot over te laten, en den wijk te nemen naar Ambon; hoe hij, een grootere scheepsmacht verzameld hebbende, het volgende jaar is teruggekeerd en Jacatra verwoestte, is algemeen bekend. De Engelschen trof Coen er niet meer aan. Zij waren reeds eerder, bevreesd voor de dubbelzinnige houding van Bantam's koning, naar de hoofdstad van dien vorst terug gezeild. Toen zij hier hoorden, dat Coen met een vloot van zestien schepen teruggekeerd was, waren zij door straat Soenda gevaren en hadden van daar koers gezet naar het westen. Hierna werd Bantam door Coen geblokkeerd, drie schepen naar Patani en zes naar Sumatra's westkust gezonden om de factorijen van kapitaal en koopmansgoederen te voorzien, waarbij tevens den gezagvoerders werd opgedragen, waar zij konden, de geleden schade op de Engelschen te verhalen. Dit gelukte volkomen. Het eerste eskader nam twee Engelsche schepen, het andere vier. Aldus was Coen op het punt een zijner vurigste wenschen, de Engelschen uit den Archipel te verdrijven, vervuld te zien, toen hem plotseling in Maart 1620, als een donderslag uit een helderen hemel, het bericht trof, dat de Engelsche- en Nederlandsche Oost-Ind. Compagnie in Europa den 17en Juli 1619 een verbond met elkaar hadden gesloten. In de eerste artikelen waren voornamelijk bepalingen opgenomen, waarbij de handel voor beide partijen werd geregeld, terwijl de laatste artikelen op het oogenblik voor ons doel van meer belang zijn. Er werd nl. een raad van defensie in Indië opgericht, bestaande uit acht leden, vier Hollandsche en vier Engelsche, waarvan beurtelings een Nederlander en een Engelschman voorzitter zou zijn. Ter beschikking van dezen raad van defensie werd een vloot gesteld van 20 schepen, de vloot van defensie. Dat dit geheele verbond Coen verre van aangenaam was, schreef hij weliswaar in ronde woorden aan de bewindhebbers, maar hij moest aan de bevelen gehoorzamen . Het kwam er nu slechts op aan, zooveel mogelijk partij te trekken van het verbond en dit was volkomen aan Coen toevertrouwd. Reeds den 28en April werd op het schip de Theems Royal voor Bantam eene vergadering van den raad van defensie gehouden, waarin op voorstel van Coen besloten werd, gezamenlijk een tocht te ondernemen naar de Philippijnen om den Chineeschen handel op Manila te beletten. Tien schepen werden hiertoe bestemd, vijf Engelsche en vijf Hollandsche, terwijl de Engelschen volgens accoord de vlag op de groote steng zouden voeren, de Hollanders op de voorsteng . Reeds den 31en Mei werden twee Hollandsche De Haerlem en De Hoope en twee Engelsche de Elisabeth en de Bull vooruitgezonden om tot 5 Aug. tusschen China en Japan te kruisen; daarna, aldus luidde de instructie, moesten ze langs de kust van Japan alle Spaansche of Portugeesche schepen buit maken, maar van de Chineesche jonken slechts, die op Manila voeren. Het Engelsche schip de Hope zou over Patani gaan en zich daarna met bovengemelde vier schepen vereenigen. In het begin van Juni werden deze vijf schepen gevolgd door vier andere, te weten de Engelsche: de Maen en de Paltsgraeff en de Hollandsche: Nieuw Bantam en De Trouw. Firando werd als vereenigingsplaats aangewezen, waar het tiende Hollandsche schip, De St. Michiel, zich bij de andere zou voegen. Admiraal van de vloot was de Engelsche schipper Robert Adams, vice-admiraal Willem Jansz. , Raad van Indië. In plaats van De St. Michiel, die, zooals wij gezien hebben, vergaan was, werd aan De Swaen, te Firando van Kaap Spiritu Sancto teruggekeerd, door Willem Jansz bevel gegeven mee te zeilen . Den 1en Jan. 1621 moesten zij volgens de instructie Firando verlaten. Na eenigen tijd vergeefs op het Engelsche schip de Hope, dat reeds lang uit Patani aangekomen moest zijn, gewacht te hebben, ging men op 13 Jan. 1620 met negen schepen en twee jonken, die als branders moesten dienst doen, onder zeil. De instructie luidde, naar de baai van Manila te loopen om de Spanjaarden afbreuk te doen en den Chineeschen handel, "van daer t' onswaert te trecken", daar tot omstreeks 30 Juni 1621 blijven en over Japan terugkeeren, tenzij Chineesche jonken met den zuidermoesson verwacht werden. Dan moest men hen afwachten en over Patani terugkeeren, daar men Japan in dat geval niet meer zou kunnen bezeilen. Men moest, (indachtig aan de fout, die Lam in 1617 had begaan) de vloot goed bijeen houden, geen Japansche jonken schade berokkenen noch Chineesche, die op vrije plaatsen voeren. De Chineezen der veroverde jonken moest men zooveel mogelijk naar Batavia brengen. Zoodra de vloot voor de baai van Manila verscheen, moesten, ter voorkoming van geschillen, eenige Nederlanders op de Engelsche en omgekeerd eenige Engelschen op de Nederlandsche schepen worden geplaatst "om te registreeren al sulcke goederen als bij d'een oft d'ander verovert en overgenomen zoude mogen worden" . In een particuliere instructie aan W. Jansz drukt Coen dezen bevelhebber op eigenaardige wijze groote waakzaamheid tegenover de Engelschen op het hart. "Het gemeene spreekwoort, weest trouwe ende vertrouwt niemant, sult alsoo niet verstaen alsof d'Engelschen niet zouden mogen vertrouwen, maar brengt mede, dat men altoos trouw moet wezen en de niemant dan met een goet ommesien en goede circonspectie vertrouwen sall." De uitslag van deze expeditie was niet schitterend. De Spaansche schepen: drie galjoenen en zes galeien en drie andere vaartuigen , hadden zich, op bevel van Fajardo, zoo goed gedekt, dat de gecombineerde vloot er zelfs geen branders op kon afzenden, zonder dat deze gevaar liepen in de handen der vijanden te vallen daar "twee galeien met veel roeituig in inkomen van het gat, recht voor de schepen op de wacht lagen" . De Spanjaarden bleken dus gewaarschuwd, evenals de Chineezen, daar deze zeven van de rijkste jonken in Chinchu hadden opgehouden. Slechts vijf van zulke scheepjes vielen ons in handen, en daar het weer zeer onstuimig werd, besloot men 19en Juni niet op de Chineesche jonken, die mogelijk met den zuidermoesson zouden aankomen, te wachten, maar naar Firando terug te keeren. Twee dagen daarna wat zullen de op buit belusten zich geërgerd hebben liepen drie zeer rijk geladen fregatten van Macao de haven van Manila binnen, den 28en Juli gevolgd door de zilverschepen van Acapulco met 300 man en de door de Chineezen opgehouden jonken. Wanneer de vloot dus langer was gebleven, hoeveel rijker zou dan de buit geweest zijn! Nu bekwamen de Engelschen en Hollanders slechts elk f