United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


DEMETRIUS. Neen, niet, voor ik mijn zwaard In zijne borst geborgen heb en zoo Zijn gorgel weer de smaadtaal deed verzwelgen, Die hij daar tot mijn oneer heeft geuit. CHIRON. Daartoe ben ik bereid en vast besloten, Gij laffe smaler, die uw tong laat dond'ren, Maar met uw zwaard niets uit te voeren waagt. AARON. Van hier, zeg ik!

"Juist daarom acht ik uwe handelwijze nog te meer misdadig." "Maar zij houdt het nog vol! Maar het is om razend te worden! Wat zegt gij er van, Jonker Leopold?" "Het feit moet bestaan, anders zou freule Mordaunt er niet zoo vast aan gelooven...."

Wanneer hunne vrouw voor de eerste maal in het kraambedde bevalt, blyven zy in hunne hangmat, welke men aan het dak van 't huis vast maakt. Een stuk cassave-brood, en een weinig water maken al hun voedzel uit.

Toen hij het meubel had geplaatst eerst het onderstuk met de drie buikige laden met koperen handvatsels en daarop de kast met de gladde, glimmend-geboende deur vlakken, met aan weerszij de zwarte zuiltjes met koperen kapiteelen gaf ze hem de Delftsche pullen aan en hield, terwijl hij deze neerzette de grootste in 't midden, de twee kleinere op de hoeken het wankele trapje vast waarop hij stond.

Ze zijn nu eenmaal zoo! Waarom geloof je me niet? Ik ben niet treurig, ik ben niet somber, ik ben gelukkig met je, ik hoû van je, ik twijfel niet aan je ...! Maar jij ... jij ... Geloof me: als je daar meê voortgaat, maak je je eigen ongelukkig, en mij ook, mij ook! Maar zij zag hem vast aan, en hare fierheid verhief zich naast zijne drift, want zijne woorden mishaagden haar.

Ic wachte, ic wake, twort my zuyr; Ic sitte dromende by den vuyr; My donct dan dattu by mi bist, Dat alle gader niet en ist. Als ic dan weder wakende werde, So sitte ic noch bij den haerde Ende droghe die schone sachte doecken. Die witte kele ende wancskijn root Mach men handelen daer al bloot. Die borstkijns mach men wel anstoten, Sijn sy niet te vast besloten, Ende byeden hem gueden dach .

De oude Kloppers weet genoeg. »Is er tijding gezonden aan de familie, Jan?" »Ik heb heden morgen vier boden afgezonden." »Als ze maar niet te laat komen," denkt de oude man, doch hij zegt niets. Hij zet zich neder op een rietmatten stoel naast het hoofdeinde der bedstede. De zieke zoekt zijn handen en houdt ze vast.

Buiten scheen de lentezon in de troostelooze straat. Mijn God, hoe kon zoo'n straat bestaan. 't Meisje in de tram had ik vast niet mogen zoenen, maar zoo'n straat mocht bestaan. Dat mocht. Op een van de grachten was 't. Ik stond op de stoep en las: "P. Bekker, Agentuur en Commissiehandel." Ik schelde en wachtte. 't Duurde nog al lang.

De Stadhouder, wanende, dat zijn broeder hem een listigen strik wilde spreiden om hem, naar gelang van zijn antwoord, in zijn eigene woorden te vatten, sprong in losgebarsten gramschap op, evenals een lijder, wien de heelmeester bij het verbinden eener pijnlijke wond, onwillekeurig, met de speld, welke de windsels vast moet hechten, in de gevoelige deelen treft.

Hoe zal zij zich oplossen? Wat moet ik doen? Ziedaar de onrust, waarin hij was. Zijn brein had de kracht verloren om zijne gedachten vast te houden, zij stroomden weg als golven, en hij omvatte het hoofd met beide handen, om den golfslag tegen te houden.