United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was zoo moeilijk te doen, wat haar vriend van den grooten hetman vorderde, dat hij eindelijk wel eens boos kon worden. En wat zou er dan tusschen mannen van dit heftige ras voorvallen? Een glimlach van Tsjetsjewiek deed de kleine doofstomme begrijpen, dat zij gerust kon zijn. De hetman schreef en overwoog zonder twijfel ieder woord, voordat hij het neerschreef, en te recht.

Mefodijewna aarzelde en wilde, ofschoon blijkbaar tegen haar zin, het terras eveneens verlaten. Maar waarom scheen Maroessia, die naast haar grooten vriend was blijven staan, in een standbeeld veranderd te zijn? Waarom die plotselinge bleekheid op het gelaat van Tsjetsjewiek zelf? "Mefodijewna!" riep hij, terwijl hij de hand naar de schoonzuster van den hetman uitstrekte.

De voetstappen, die men hoorde, hielden op. "De verre vrienden zenden den grooten hetman hun groeten," zei Tsjetsjewiek bij zijn binnentreden op een fluisterenden toon. Het gezicht van den kozak drukte noch verwondering, noch ongerustheid uit. Men kon daaruit opmaken, dat de groote hetman iederen dag dergelijke bezoekers ontving, rondreizende muzikanten, die tijdingen van verre vrienden brachten.

Een groot licht zou geleken hebben op een sein, waarmee de vijand zijn voordeel had kunnen doen. De borstweringen, de forten en de wallen waren blijkbaar in een goeden toestand gebracht. Tsjetsjewiek en Maroessia naderden de poort der stad. Maar hoe nu? Zij scheen niet bewaakt te worden. Het kleine poortje was wel is waar half versperd, maar daarachter bevond zich niemand, zelfs geen poortwachter.

Waarom zijn wij verplicht, alles te zeggen, tot aan het besluit voort te gaan en na het schitterende begin het treurige einde te verhalen? De leeuw Tsjetsjewiek had, na alles gereedgemaakt te hebben, kunnen gelooven, dat in het tweede jaar zijn pogingen met succes bekroond zouden worden. Iedereen geloofde dit, meer dan hij zelf.

"Kies dan maar!" zei Kniesj; en hij wees hem naar een plaats in het onderaardsche gewelf, die bijna deed denken aan het magazijn van wapenen en van kleeren, dat de vrouw van den struikroover in het onderaardsche gewelf van het kasteel ontdekt had. Tsjetsjewiek boog zich voorover.

Zoo diep was de stilte en zoo hevig de ontroering van den hetman, dat Maroessia, ofschoon zij zich aan het andere einde van het vertrek bevond, het kloppen van zijn hart meende te hooren. Door de nachtlucht verfrischt, door zijn stilzwijgen zelf kalmer geworden, zette hij zich weder aan de kleine tafel tegenover Tsjetsjewiek neer.

Deze gouden borduursels, deze kostbare edelgesteenten fonkelden in de kamer en gaven daaraan een eigenaardig voorkomen. "Ik verzoek je, plaats te nemen," zei de groote hetman. Hij ging ook zitten, en zijn fonkelende oogen vestigden zich beurtelings op het gelaat van Tsjetsjewiek en op dat van Maroessia. "Waarom heb je dat kind bij je?" zei hij.

Ze gingen weer verder, maar Maroessia kon zich nu niet langer inhouden om voldaan op te merken: "Dus de poort werd vanmorgen ook bewaakt. Des te beter." Twee weken na de samenkomst van Tsjetsjewiek met den grooten hetman naderden de oude zanger en zijn trouwe metgezellin op een heerlijken avond met langzame schreden een dorp dat in de asch was gelegd. Hun reizen waren geen pleiziertochtjes.

Maroessia bemerkte te midden der takken een boer van een rijzige gestalte, die haar eerbiedig, maar vriendelijk groette. Het was merkbaar, dat het niet voor de eerste maal was, dat hij Maroessia zag. "Het is mijn kameraad Peter," zei Tsjetsjewiek. "Kijk hem maar eens aan! Ook hij is een eik!" "Hij is bijna nog langer dan gij," zei ze uiterst verwonderd.