United States or Egypt ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Pols, Pols, als Mijntje je zoo eens zag!" zei Torteltak. "Ik hoop in 's Hemels naam maar niet, dat dit meisje een vrijer heeft," zei De Morder; "want je zult zien, dan krijgen wij hier een standje." Alles liep evenwel goed af: Pols was geen slimme vogel, Mijntje zag hem niet, en het meisje scheen geen minnaar te hebben.

"Hier ben ik, tante!" zei Julie, die met Torteltak over het voor en tegen van gevangen zijn gesproken had, bij welke gelegenheid de jongeling iets heel aardigs had gezegd van zachtere en tevens sterkere boeijen, dan die uit ijzer waren gesmeed. "Je komt ook altijd achteraan," zei de tante tot de nicht, die voor haar uit de trappen opging.

Hij schaarde zich daar onder de menigte, die op stoombooten altijd belang stelt in de plaatsen, welke men passeert; en zijne wederhelft verzelde hem, na aan Torteltak en Ambrosine verzocht te hebben hunne plaatsen te bewaren.

"Pols, wat zijn hier weinig mooie meisjes in de stad!" ging Torteltak voort; "ten minste, ik heb niets dan dagelijksche gezigtjes gezien." "Je moet ook op Zondag komen, om Zondaggezigtjes te zien," grinnikte Jan. "Ja, maar," redeneerde Dionysius de Morder, "het zou ook wel raar zijn, indien wij juist de mooije meisjes gezien hadden.

Torteltak scheen met Ambrosine meer van de bergen dan van de lieve badgasten gesproken te hebben. De Delftsche familie had nog niets beklommen; want zij was gisteren pas gearriveerd.

"Als Mijnheer eens stoppen wil," zei dezelfde heer tot Torteltak, "ik heb voorraad van tabak." En om dit te bewijzen, bragt hij uit zijn jaszak eene verlakte doos voor den dag, die men op den eersten aanblik voor een koffijtrommel zou hebben gehouden. "Ik dank u, Mijnheer!" antwoordde deze; "ik heb mijne pijp in 't rijtuig gelaten."

Haastig volgde hij de vrienden, en besloot van zijne ontdekking niets meê te deelen, maar een wakend oog over Torteltak te houden; want op eens stond hem weêr het discours bij den leeuw te Lucern voor den geest.

"O, dat is niets," viel de gulle Duitscher in; "ik zal u de mijne wel leenen. Kellner! krijg mijn oliekop eens!" "Dankje waarlijk, gij zijt veel te goed," zei Torteltak haastig. "Eigenlijk rook ik maar heel zelden."

"Het is jammer, dat het voor u beiden wat ver van huis is," hernam Torteltak, die op het kaartje van den ouden heer gezien had, dat hij zijn domicilium te Stutgard hield. "Dat is niets," zei deze: "heeft Mijnheer geen zaken omhanden?" "Voorloopig nog niet," antwoordde Pols; "ik ben advocaat, maar ik practiseer niet."

"Es lebe unser Dichter! es lebe Schiller!" riep een oud Heer. "Und unsere schöne Sängerin!" riepen hare jonge landgenooten, terwijl de jonge meisjes haar een krans, van eikenbladen gevlochten, op het hoofd plaatsten. De bruinverbrande Duitscher, met het lange vlasachtige haar, en de omgeslagen boorden, herhaalde de manoeuvre van straks. Torteltak vond hem nog leelijker dan den eersten keer.