United States or Niue ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Is daar dan mijne Gonne niet?" vroeg Van Bergen nogmaals, terwijl hij op Adelgondes weenend kamermeisje toetrad. "Ach, genadige graaf!" snikte Anne: "de lieve freule is er niet. O lieve God! wat of er van haar geworden is! Ik ben er wellicht de oorzaak van; had ik den brief van den boozen Spanjaard maar niet gegeven! Hij is het die haar dezen avond heeft ontvoerd."

Minzaam ontving zij het jonge meisje, dat beschroomd en vol ontzag voor hare hooge gastvrouw, op haar toetrad en terstond nam zij Enide mede naar haar eigen vertrekken, terwijl Erec zich naar den koning begaf om verslag uit te brengen over zijn wedervaren.

Eindelijk gelukte het aan Zermah, om eenigermate stilte te verkrijgen toen zij naar het perron toetrad, om op hare beurt het woord te voeren. »Vrienden," zei zij, »wij zijn thans vrij, dank zij der edelmoedigheid en der menschlievendheid van hem, die onze meester en de beste van alle meesters was!" »Ja, ja!..." riepen honderden stemmen uit in eene edelaardige opwelling van dankbaarheid.

De gulle lach van inwendige blijdschap blonk op zijn gelaat, toen hij op Stoffel van Staden toetrad, en hem de hand schudde, alsof hij bezig was, de blaasbalg van een smid te trekken. »Ou boet!" riep hij uit, »jij hebt je knap gedragen; ik ben zo blij je weer terug te zien. Ik was bang, dat die oude beenderen van jou, door dat langdurig paardrijden, losgeschud en uit mekaar gevallen zouden zijn."

"Zij is allerliefst," sprak de oude dame. Dat zelfde dacht haar zoon ook. Zijn oogen volgden de sierlijke gestalte tot zij verdween. Toen zag hij door het venster, hoe zij op haar broeder toetrad, diens arm nam en terstond een levendig gesprek met hem begon, dat klaarblijkelijk geen betrekking had op hem, Wronsky, en dat hinderde hem. "Dus, mama, alles is wel?" "Alles wel, uitstekend!

Tink, den smid, wiens zoon de G....sche jeugd helpt onderwijzen Arie Knobbel was dien morgen weer vroegtijdig op 't pad, en zag in het schemerdonker, hoe meester, langzaam en strak voor zich uitziende, op het kerkhofhek toetrad, maar zonder het hek te openen er voor bleef staan.

Gerrit en Gijs, met den zak op den rug, beschouwden lang het mooie huis met de vergulde letters, en waagden het eindelijk de stoep op te stappen, maar, tot binnentreden kwam het niet. "Wat mot je?" was de beleefde vraag van een mooien jongeheer, die met een hagelwit vest en een mooi zwart buisje aan, uit de breede gang op de boeren toetrad. "Lozies," antwoordde Gerrit.

Hij bedroog zich niet; want het was de Heer van Aylva, die, in een donkerkleurig gewaad uitgedost, dat de waardigheid zijner houding nog beter deed uitkomen, naar hen toetrad. "Het doet mij leed, edele Ridders!" zeide hij: "dat de onwetendheid, waarin wij verkeerden, dat ons verblijf door u met een bezoek zou vereerd worden, oorzaak is geweest dat gij u eenigen tijd zult verveeld hebben."

"Gij ons verlaten!" riep Groenhof uit, terwijl hij eensklaps weder toetrad en met uitgebreide armen den jongeling omvatte. "Wilt gij mij verlaten, gelijk Demas Paulum verliet? Gij, die een medestrijder zijt voor de goede zaak, gij moet blijven en met ons strijden of afwachten de groote dingen, die er geschieden zullen. Manendum est et fortiter pugnandum!"

Wel, wie dat we daar hebben, riep een man. 't Was de Verdierenpikker die verheugd en opgewonden, de handen vooruit, op hen toetrad. Toch ook weggetrokken? Dat geloof ik wel, verontschuldigde zich Snepvangers, heel het Zuid ligt plat. En de kinderen die daar in een kelder zitten, griende Madame. 't Is dom zoo uw schoon leven te riskeeren, zei de Verdierenpikker.