United States or Zimbabwe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Terwijl hij instapt, wendt hij zich tot den huisknecht, met de woorden: "Jacob, denk er om, dat je van middag wat soep brengt aan vrouw Teunissen en de flesch wijn, die in de eetkamer op het buffet staat, bij den ouden Stoffels in het Hanenstraatje. Je weet wel, waar het is?" "Jawel, dokter, waar ik laatst dat mandje en die kleeren..." "Juist."

"Laat me los, het touw, het touw," riep Hans, en hij deed al zijn best, om vrij te komen. Maar vrouw Teunissen hield hem stevig vast. "Luister eens even naar me, mijn jongen," zei ze goedig. "Je hebt er stellig niet aan gedacht, dat het de eerste April is. Op dien dag mogen de menschen elkaar immers graag eens beetnemen, dat weet je.

Hans kwam niets dichter bij de paarden, en de veldwachters hoorden hem niet. En toch gaf hij het nog niet op. Och, och, dat touw, hij moest het hebben! Juist stoof hij weer eene bocht van den weg om, toen iemand hem bij den arm vatte en tegenhield, 't Was vrouw Teunissen, de vrouw van den kruidenier, je weet wel.

Twee driemaal vloog hem onderweg de nieuwe hoed van 't hoofd. Zijn mooie pak, zijne glimmende schoenen, alles kwam dik onder 't stof. Maar dat kon hem nu weinig schelen. Hij dacht maar aan één ding: het mocht en het zou niet regenen. De wind moest draaien. Eindelijk stoof hij hijgende en blazende, heelemaal buiten adem den winkel van Teunissen binnen.

Anders hield hij wel van haar; ze stopte hem nog wel eens eene of andere lekkernij in de hand. Maar nu zij zou nog de schuld worden, dat de heele pret van het rijden bedorven werd! Eindelijk, eindelijk, daar ging de deur open, en Teunissen kwam weer te voorschijn. Dadelijk achter hem aan kwam ook zijne vrouw den winkel binnen. Haar gezicht stond half boos.

Als de wind moest hij nu maar naar Pietersen; want het werd al later en later, en Pietersen woonde een heel eind van Teunissen af. Pietersen zat buiten op eene bank in 't zonnetje en bekeek op zijn gemak zijne bloemen. Nero, de groote dog, lag naast hem in 't gras te slapen. Daar kwam Hans zoo hard aanhollen, dat het wel leek, alsof hij de heele bank met Pietersen en al omver wou loopen.

Waarom zeiden ze niet gewoon weg "neen" of "ja"! Waarom kwam vrouw Teunissen nu weer naar hem toe en zei ze heel vriendelijk, dat hij zoo'n mooien hoed op had en dat hij maar niet weer zoo hard moest loopen. Waarom stopte ze hem met een medelijdend gezicht een paar dikke stukken zoethout in de hand? Wat moest dat alles toch! Ze zou hem maar liever het touw geven.

"Teunissen ...." hijgde Hans, "is hier ook ...." "Drop te koop?" maakte Teunissen er met een guitig lachje bij. "O ja, jongeheer, zwart en wit, wat je verkiest. Of moet het zoethout zijn?" Het duurde een poosje, voordat Hans hem kon uitleggen, waar hij eigenlijk om kwam. Teunissen zette groote oogen op. "W

Maar Teunissen zei: "'t Spijt me erg, jongeheer, maar mijne vrouw zegt, we hebben het touw niet. Baas Jansen heeft zich stellig vergist: het touw is op 't oogenblik bij Pietersen, die wou graag regen hebben op zijne erwtjes." Arme Hans, wat eene teleurstelling! Maar kom, tijd om er lang over te treuren had hij niet.

"Nu?" vroeg Hans, een beetje ongeduldig, omdat Teunissen nog geen antwoord gegeven had, "kan ik het touw krijgen?" "Wacht eens, jongeheer," zei Teunissen nu zoo ernstig, als hij kon, "ik zal mijne vrouw even gaan vragen." Teunissen verdween door eene deur achter in den winkel. Hans bleef alleen.