United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


De schatten, die de Afgezanten van Montezuma bij Cortez brachten, hadden echter eene heel andere uitwerking dan Montezuma gehoopt had. Hij meende dat dit goud en die edelgesteenten de »bleeke zonen van den God der luchtzooals hij hen met al de Azteken noemde, zóó blij zou maken, dat ze als kinderen, die wat moois gekregen hadden, terstond naar huis loopen zouden, om daar vol vreugde te laten kijken welke schatten ze hadden ontvangen. Het gezicht van dat goud en die edelgesteenten wekte echter den lust op om de stad en het volk te zien, welke zulke schatten bezaten. Enkelen onder de Spanjaarden waren er evenwel, die al dat schoons en al dien rijkdom ook wel zouden willen zien, doch die zich vrees lieten aanjagen door de bedreiging, dat ze »aan de Goden zouden geofferd«, dus, opgegeten worden. Anderen nog, die het er wel op durfden wagen, vroegen zich af, of ze zich niet blootstelden aan gevangenis of galg, wanneer ze Cortez bleven gehoorzamen. Immers, duidelijk was het gebleken, dat de Gouverneur Velasquez niet wilde hebben, dat Cortez zich aan het hoofd van den veroveringstocht stelde, en zoo zij hem nu bleven gehoorzamen, dan kon Velasquez hen als rebellen beschouwen en als zoodanig behandelen. Cortez zag dat zeer goed in en hij begreep ook wel, dat men hem bij den minsten tegenspoed de gehoorzaamheid ontzeggen zou en dat hij dan het recht niet had om gehoorzaamheid te eischen. Hij was evenwel de man er niet naar om moedeloos het hoofd te laten hangen, en gelukkig voor hem gebeurde er wat, dat hem licht gaf. Terwijl hij nog bezig was met het bouwen van »Vera Cruz« kwam tot hem een Gezantschap van vijf Indianen, die blijkbaar tot een' anderen stam behoorden dan de Azteken. Ze zeiden dat ze Totonaken waren en in de bergen woonden, doch door Montezuma onderworpen waren en nu schandelijk verdrukt werden, waarom ze Cortez kwamen vragen hen te helpen, waar ze dit dwangjuk wilden afschudden. Verder kwam hij te weten, dat de tegenwoordige Keizer eigenlijk voor een groot deel zijner onderdanen een vreemdeling en bij velen in minachting was. Thans was het voor Cortez zaak, hiervan partij te trekken en hij deed dat op eene wijze, welke den naam van eerlijk niet verdient. Zoodra Montezuma hoorde, dat de Totonaken in Cortez' legerkamp waren en een verbond met hem gesloten hadden, zond hij eenige Edelen naar Vera Cruz met de boodschap aan de Afgezanten der Totonaken: »Gij hebt zonder mijne voorkennis een verbond met de vreemdelingen gesloten en moet mij nu tot straf twintig van uwe jonge mannen en vrouwen zenden om aan de Goden geofferd te wordenReeds wilden de verschrikte Indianen toegeven, toen Cortez de Edelen der Azteken liet boeien en in de gevangenis werpen. Na deze daad konden de Totonaken niet meer terugtreden; ze hadden zich bij Montezuma onmogelijk gemaakt. Des nachts evenwel bevrijdde hij twee der Edelen en liet ze in stilte met vriendelijke groeten aan den Keizer vertrekken. Toen den anderen dag de Totonaken hoorden, dat twee Azteken ontkomen waren, wilden ze de anderen dooden. Cortez sprong evenwel voor hen in de bres en liet ook dezen in vrijheid naar Tenochtitlan vertrekken. Door deze sluwe handelwijze had hij het den Totonaken geheel onmogelijk gemaakt om hem te verlaten, terwijl hij aan den anderen kant Montezuma te vriend hield. In troebel water meende Cortez het best te kunnen visschen. Eindelijk was Vera Cruz in zooverre voltooid dat het, met eene voldoende bezetting, weerstand kon bieden aan een' aanval, en thans besloot Cortez zijn' laatsten slag te slaan. Vóór hij zijne plannen nu verder doorzette, moest hij een wettig gezag hebben. Dit zou hij verkrijgen als zijne tochtgenooten zelven hem tot Aanvoerder kozen. Ontstond er d

"Als er kwestie is van beleediging, dan ben ik de beleedigde; want gij hebt mij bedrogen; gij hebt gehuicheld; gij zijt hier binnengeslopen als een spion; gij hebt uw goochelspel zoolang voortgezet tot gij zeker waart van uwe prooi, in den onzinnigen waan dat ik niet zou kunnen, niet zou durven terugtreden, als gij mij eens tot de bekentenis mijner zwakheid hadt gebracht.

"Dan ik terugtreden, maar niet geheel en al. Hij aan mij geven bloed, en aan u geven leven. Tonkawa hem niet mogen kwijtschelden straf; ik hem dus afsnijden ooren. Gij goedvinden?" "Hem! En als ik dat nu eens niet goedvind?" "Dan Tonkawa hem doodschieten terstond." "Nu, snijd hem dan zijn ooren maar af!

Haar man had in de scheiding toegestemd; alles was door hem reeds voorbereid, en nu, daarvan ben ik overtuigd, zal hij niet terugtreden. Zij zal daarom slechts aan hem te schrijven hebben. Hij heeft toen uitdrukkelijk verklaard, dat, indien zij dezen wensch wilde uitspreken, hij hem niet zou afslaan."

Maar juist als moeder vormde zij het machtig-reactionaire element in zijn levensloop. Zij zou hem uit de klem hebben gered, terwijl het steeds bewuster zijn streven werd: niet door terugtreden maar door volkomen afwikkelen van elke nieuwe moeilijkheid zich te bevrijden.

Dit onverwacht gezicht deed hem, verwonderd, een stap terugtreden, en bracht zijn gedachten opeens van den twist met Botbergen op het voorgevallene van den vorigen avond terug. Met niet minder nadruk, schoon met een kwalijk verborgene verlegenheid, staarde Mom den jongeling aan en peinsde hij op de houding, die hij bij deze gelegenheid moest aannemen.

Laat ons terugtreden; dit is een recht van den verhaler, en verplaatsen wij ons in het jaar 1815, zelfs een weinig vóór het tijdperk, waarin het in het eerste gedeelte van dit werk verhaalde plaats had. Zoo het in den nacht van 17 op 18 Juni 1815 niet geregend had, zou Europa's toekomst geheel anders zijn geweest. Eenige droppels water min of meer hebben Napoleon doen vallen.

Alles was dus niet stellig in het bevel door den staat aan den beambte gegeven! Er konden dus zijwegen in den plicht zijn! Hoe! was dat alles mogelijk! was het waar, dat een oud bandiet, gebukt onder veroordeelingen, zich kon oprichten en ten laatste gelijk hebben? Was het te gelooven? Waren er dan gevallen, dat de wet voor de herschapen misdaad moest terugtreden en om verschooning bidden.

Men moet bepaald rijk zijn, om zich de weelde van een paard te kunnen veroorlooven, en die dieren ziet men dan ook alleen in de groote middelpunten, waar de bergen terugtreden van de rivier en plaats laten voor menschen.

Al vrij spoedig daarna zou hij moeten terugtreden wegens een ziekte, waaraan hij overleden is. Daarna zijn onder anderen prof. P. Scholten, mr. J. Donner en dr. J.J.C. van Dijk voorzitter geweest; de bezettende macht zorgde voor de roulatie: telkens werd de voorzitter gevangen genomen. Als secretaris van het Convent trad ds. Hervormde Kerk. foto 4. Ds K.H.E. Gravemeyer Ds.