United States or Samoa ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uit de waarnemingen van den tijd, dien regen en wind noodig hebben om de boven het water uitstekende deelen der aarde te verweren, van den tijd, waarin de stroomen en rivieren de ontlede stoffen naar zee voeren, en waarin de in het water zwevende stoffen bezinken, kan men zich bij benadering een denkbeeld vormen van den duur dier praehistorische tijden. Ons leven is zóó kort, de geschiedenis der volken gaat zóó snel voort, dat wij steeds de neiging hebben, de werken der natuur terug te brengen tot de schaal van onzen mikrokosmos, en daar ééne eeuw ons zeer lang toeschijnt, meenen wij ook, dat dit werkelijk ook voor de natuur eene lange periode is. Maar de studie van het heelal en zijne bewegingen en vervormingen leert ons, dat in de geschiedenis van het heelal de eeuwen minder zijn dan secunden in ons leven. Toch nemen wij als grondslag voor onze redeneering eene nauwe doch voor ons te bevatten grens aan. Onze historische herinnering is zóó kort, dat indien wij voor het quaternaire tijdperk, het tijdperk, waarin de mensch leefde, honderdduizend jaren nemen, wij vreezen te overdrijven, en toch is het zeker, dat dit cijfer beneden de werkelijkheid is. De menschheid heeft reeds onmetelijke tijden bestaan, vóórdat de geschiedenis begon, vóórdat zij kon spreken en schrijven, vóórdat zij zich vereenigde tot volken. Doch nemen wij als grondslag voor de tegenwoordige periode sedert den oorsprong der menschheid honderdduizend jaren aan. In dat geval heeft de tertiaire periode 460

Daar echter de jongere soorten in nagenoeg dezelfde getalverhouding bedolven lagen met die welke nu in de baai leven, geloof ik dat er weinig twijfel bestaat of deze laag behoort tot een zeer jonge tertiaire formatie.

Na de verschillende gegeven verhalen, zal het uiterst woestijnachtig karakter dier streek wel niet betwist worden. In het werelddeel Europa moeten wij naar de tertiaire tijdvakken teruggaan, om onder de zoogdieren een staat van zaken te vinden, overeenkomende met dien, welke thans aan de Kaap de Goede Hoop bestaat.

Deze tertiaire tijdvakken, die wij als buitengewoon rijk aan groote dieren mogen beschouwen, omdat wij op sommige plaatsen de overblijfsels van vele formatiën bijeengehoopt zien, konden moeilijk op meer groote viervoeters bogen, dan nu Zuid-Afrika.

De Baltische zee was waarschijnlijk droog en verbonden met het oorspronkelijke Scandinavië; die zee is het vaderland van het barnsteen, dat niets anders is dan het product der naaldboomen uit de tertiaire periode.

Onder den invloed eener warme zee, die in het zuiden aan de keerkringen grensde, had men droge en brandend heete jaargetijden, afwisselend met gematigde en regenachtige tijden; de gemiddelde jaartemperatuur bedroeg op 45° N. B. 25°. Het is die periode van het tertiaire tijdperk, waarin Europa de hoogste temperatuur had.

De kruipende en tweeslachtige dieren naderen tot die van onzen tijd, vooral de kikvorschen en de salamanders; schildpadden, krokodillen, hagedissen en slangen treden het laatst op, als gewijzigde afstammelingen der oude hagedissen. De vogels hebben talrijke overblijfselen achtergelaten. De zoogdieren drukken echter op de dierenwereld der tertiaire periode hunnen eigenaardigen stempel.

Daar de grasetende dieren van veld tot veld moeten gaan om de planten te plukken, die in ieder jaargetijde bloeien, moeten zij meer last gehad hebben van zeearmen en stroomen dan de vleeschetende buideldieren; misschien is dit één der redenen, waarom zij vroeger uit onze streken verdwenen zijn, want opmerkelijk is het, dat men in onze tertiaire formaties geen enkel grasetend buideldier gevonden heeft, en wel overblijfselen van vleeschetende buideldieren.

Ik durf beweren, dat geen enkele geleerde, wien men het skelet van eenen archeopteryx zonder veeren liet zien, zou kunnen vermoeden, dat dit dier bij zijn leven vleugels bezeten heeft. Later zullen wij de ontwikkeling der vogels volgen, indien wij de tertiaire periode bestudeeren. Ook hier openbaart zich de groote wet van den vooruitgang, zooals wij die leerden kennen in het geheele dierenrijk.

De dikte der tertiaire formatie bedraagt somtijds meer dan 3000 meters, doch misschien komt zij nergens volledig voor. In het tijdperk, toen zich die tertiaire formatie vormde, welke aan Frankrijk, dat toen nog met Engeland verbonden was, ongeveer zijnen tegenwoordigen vorm gaf, krijgt de planten- en dierenwereld hare laatste ontwikkeling.