United States or China ? Vote for the TOP Country of the Week !


De zonen of verwanten van dat ras op de eilanden in het deltagebied deden hetzelfde. In den oudsten tijd bouwden zij hier ook hun terpen, die echter enkel als vluchtheuvels dienst deden en waarvan vele nog op Walcheren, Schouwen, Duiveland, Tolen en Zuid-Beveland voorkomen, gelijk Dr. de Man heeft onderzocht en in kaart gebracht.

Welnu, deze terpen hebben in overoude tijden tot het vestigen van nederzettingen gediend, n.l. op zeekleilanden, reeds bewoond vóor er bedijking langs de zee had plaats gevonden. Deze nederzettingen zijn de kern onzer terpdorpen: Marsum, Kantens, Warfum, Bafloo, dan ook Dokkum, Franeker, Leeuwarden enz. De kringvormige ligging wijst op hun herkomst.

In den jaare 793 zyn door het doorbreeken der dyken, veele menschen en beesten in Friesland verdronken. Waarom men alomme doe weder Terpen begon te maken, als voornaamentlyk te Koudum, Almeenum, Midlum, Hitsum, Winsum, Tjum, Dronryp en Uitgong, dat nu Berlikum genaamt word.

Waarheen ge den blik ook wendt, overal stuit ge op groote terpen, als het ware puisten en gezwellen op het gelaat der aarde, door de inwendige gisting te voorschijn geroepen: dat zijn de zoogenoemde terris. Met iederen dag wassen zij in omvang door de sintels en slakken, die daar worden opgestapeld.

"Het armzalige volkje woont daar op hooge heuvels of banken, met de hand opgeworpen tot op een hoogte, waar zij beschermd zijn tegen de hoogste vloeden en waarop zij hutten bouwen, gelijk zeevarenden omringd door de wateren, gelijk schipbreukelingen, die op het droge gered zijn en bij hun vlucht voor het water jagen op de visschen der zee". Ook de terpen der tweede faze zijn nog niet hoog.

De grond begon een weinig te rijzen. Inlanderhutten stonden in groepen bijeen, naast elk huisje eenige kleine terpen waarop klapperboomen groeiden. Toen werd het riet dichter, de waterhyacint verdween voor struikgewas, allengs hooger staken boomen er uit op, de weg klom over bruggen, en werd hard en breed, eindelijk was het vast land rondom.

In de geschiedenis der nederzettingen op terpen kunnen wij vier fazen onderscheiden. In de eerste faze waren de bewoners nog arme visschers, die op de uiterste kust hun bedrijf uitoefenden. In het midden der eerste eeuw na Christus beschrijft de Romeinsche natuurvorscher Plinius de vluchtheuvels met haar schamele hutten gedurende dit tijdperk.

Waarheen ge den blik ook wendt, overal stuit ge op groote terpen, als het ware puisten en gezwellen op het gelaat der aarde, door de inwendige gisting te voorschijn geroepen: dat zijn de zoogenoemde terris. Met iederen dag wassen zij in omvang door de sintels en slakken, die daar worden opgestapeld.

Statig dreef de maan aan den onbewolkten, met tintelende sterren bezaaiden hemel, en goot haar licht uit over de eindelooze met bosch bedekte vlakte; op den voorgrond teekenden zich de grillige gestalten van muren of dichtbegroeide heuvels en terpen. Met deze ruïnen bekend, kon ik mijn reisgenooten elk monument aanwijzen.

Als men door de struiken heendringt, waarmede deze terpen zijn begroeid, vindt men een hoop zand, met scherven van koraal vermengd: dat is het eigenlijke graf. Een mijl oostwaarts van Mua wezen de inboorlingen mij een reusachtig monument, even als de dusgenoemde dolmens, uit drie geweldige steenklompen gevormd.