United States or Macao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Indien gij uwen God en uw geloof wilt afzweren, zegt de Jood, dan zal ik u helpen. Den volgenden nacht neemt hij THEOPHILUS met zich naar een "dwerse strate"; daar zien zij zwarte gedaanten die, kandelaars dragend, loopen te zingen. Een hunner aanbidden zij: dat is hun heer LUCIFER. Vóór hem gebracht, kust THEOPHILUS Satans voeten en verloochent God.

Wel ... moeder.... En Ursule jammerde verder, al voelde ze dat ze hare dochter maar niet taken kon, niet vatten met iets. Wantrouwig meende ze nu dat Goedele verdoken geheimen had, verdoken inzichten. Ze folterde haren geest met nieuwe oolijkheid, aldoor tuk op versche subtiliteiten. En Goedele bleef sprakeloos. Rik tort binnen. Hij zei: 'k Hebbe ze op strate gegooid.

Ze begrepen meteen wat niet in woorden over hunne lippen kwam, en ze bogen onder dezelfde vreesachtige treurnisse hun hoofd. Alles werd groot in deze kamer en de geruchten van de strate, eerst niet opgemerkt, begonnen luidelijk te klabetteren tegen de muren.

Ze bepeinsde zich een wijlken, wenkte dat tante Olympe meegaan zou naar beneden en stopte haar moeders geldbeurze in de hand, fluisterend: Dat is voor de verlakte stove! Ze liep de strate langs, die in den voor-avond heel rustig en geluidloos was, en ze geraakte gauw binnen de ruchtige stad. Ze zou zich haasten om nog den vroegsten trein te treffen en dan vóor Sebastiaan thuis te zijn.

Buiten voelde ze opnieuw haar lijf in vrije lustigheid, en algauw verdreef ze uit haar hoofd de lastige gedachten, die daar woonden. 't Was alsof zij zich op den drempel ontdeed van al wat binnen den huize haar wrevelig miek. Ze haastte zich tot ze buiten bereik was, tot ze de stille strate verlaten had en baden kon in 't gejoel der lawaaierige stad.

Ze was al neerstig aan 't werk rond den heerd voor 't avondeten en Jan hoorde haar van op strate, vroolijk het oud liedje zingen: Wat is de liefde wonderbaar in hare werken! . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hij zette zijn alm aan de deur, klopte zijne kloefen af en kwam gestopen onder 't lage deurhout, stil in huis.

Hij deed heel kleintjes, heel gewoon mee met de dikke burgertjes. Hij werd "redelijk". Hij zou ook op strate loopen met Madeleen aan zijn arm, kreeftewijs, hij blikkend naar uitgestalde boeken, zij naar hoeden en nieuw-modegoed. Ze herinnerde zich goed dat ze zoo'n paar nagekeken had, eens op een dag met Ameye. Ameye! Ze fronste hare wenkbrauwen, 't werd harrewarrig in haar hoofd.

Ze keek omme en zag het dutseken aandrevelen met een zakdoekje. 't Uwe, juffrouw? Ze tastte in haar pelsen mofje en bloosde, omdat een oude heer haar heel scherp aankeek binstdien. Ja, lieveken.... Danke. Verlegen liep ze verder. Tenden de strate lag de vaart. Nog de brug over en dan een klein draf ken. Wat zou ze zien? Een rappe angstigheid kwam over haar. Wat zal ik zien?

Romaan had geëischt dat niemand op de begrafenis zou uitgenoodigd worden. De strate was leeg.

Op een nieuw zou ze de eenzaamheid van de nachtelijke strate voelen, den zwijgenden val van wiegewije sneeuwgevlok, de warmte naast haar zijde van zijn arm, van zijn krachtig lijf, en 't buigen van zijn zoenzware lippen.... De uchtend was schoon: de wolkenlage rolde uiteen en langs een bleekblauwen hemel zilverde een liefelijk zonnegestraal.