United States or Ecuador ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kast hield stil; en Gerrit en Gijs werden gewenkt om uit te stappen. Hoe ze door al die knieën heenraakten was haast onbegrijpelijk en tweemaal kwamen de hakken der vetleeren leerzen van Gijs in aanraking met omleerde eksteroogen 't welk den eigenaars een: "Ho! lompert!" en: "Stommen ezel!" ontlokte. "Hoeveul is 't?" vroeg Gerrit.

Zij antwoordt dat dit onmogelijk is met een stommen hoofdknik en wordt nog wantrouwender dan voorheen. 't Is een verschrikkelijke doodstrijd, vergiftigd door het geld. De ziekte duurt drie weken. Reeds hebben vijf consulten plaats gehad; de grootste beroemdheden op geneeskundig gebied zijn bij haar geweest.

Nou, alsof jelui er niet alle dagen eenigen voor grof geld naar de eeuwigheid helpt! Als ik het een schraal konijn doe, dan roepen ze moord en brand; maar zoo'n stommen dokter, sakkerhelp! dien laten ze z'n gang maar gaan!" Van Hakes oogen fonkelden. In een oogenblik was hij nabij den haard, waar Toon straks zijn jachtgeweer heeft neergezet.

Bewegingloos, met de armen voor zich uit, bleef de man liggen achter zijn paard, dat scharrelend zich overeind trachtte te zetten op de voorpooten, doch weêr omkeilde door een fellen stoot in de borst; maar opnieuw beproefde het ros zich te heffen, bekneld door den zadel schermend met den hals en de pooten in de lucht, gelijk een paard dat ligt te rollen in de weide; doch in eens was het dan op, en rende blind weg, met één natten rooden voorpoot, in de radelooze kracht van zijn stommen doodsangst wild galoppeerend, om weêr te rijzen en weêr te warren, telkens en telkens gestruikeld in den sleep van zijn eigen darmen, totdat het eindelijk bleef liggen in het zand, met lange streken der pooten klappend in de lucht.

De groote klok van het paleis sloeg het vergankelijk uur en toen die gezwegen had, zweeg ook alles weer in stommen eerbied, en men hoorde enkel nog het zwak geritsel van de knetterende kaarsjes daar beneden, in de biddend-neergeknielde, doodsche stad. De boomen en de heesters om ons heen waren gitzwart geworden.

Hoe te beginnen? Wel beschouwd, hebben dominees 't makkelyk. Ze nemen 'n tekst uit de Schrift, en verdeelen hem in drieën, dan volgt de rest vanzelf. Ook worden zy op den weg geholpen door 't voorgebed. Wel zeker: "steun, o Heer, den spreker die in ons midden is opgetreden om uw woord te verkondigen!" Zoo komt 'n mensch op z'n dreef. En 'n dominee is anders gekleed dan andere menschen. Dat alles geeft zekeren toon aan, en brengt 'n stemming te-weeg die stamelaars en stommen aan 't preeken helpen zou. Wouter voelde wel dat het niet te-pas kwam 'n gebed te doen: "steun, o Heer, den voorganger die naast pater Jansen is opgetreden om 't woord van Styntje te spreken!" maar hy wou doen wat-i beloofd had. Dat hy maar 'n domme jongen was, en die m'n-heer Jansen 'n eerwaardig man, kwam juist omdat-i 'n domme jongen was niet in hem op. En al ware dit anders geweest, het zou hem niet zoo heel erg gehinderd hebben, want Stoffel had eens verzekerd dat jongelui, zoo van de schoolbank, volkomen 't recht hadden oude menschen te kapittelen, als ze maar door Styntje? "bevestigd" waren, en de voorzorg gebruikten hun vermaningen heel theologisch intedeelen in drieën. Nu, d

't Was voor dien jongen een doodschrik en een grievende krenking. Hij liep naar huis, op eenige meters gevolgd door zijn vader. Voor beiden was het genoegen van dien Zondagmorgen weg. Maar in die jongensziel ontkiemde, onzichtbaar voor hemzelf, de zekerheid, dat vaders domkoppen zijn. En hij hield op dat oogenblik meer van dien stommen, ouden knotwilg, dan van zijn vader.

Naauwelijks hebben zij zich in hun logement een weinig verfrischt, of zij nemen, behalve den stommen gids dien zij bezitten, ook nog een praatachtigen huurling aan.

Zóó ... ja!... zóó wilde hij weer werken, in zoo'n roes, niet weten of er ergens een stad Rotterdam bestond, of hij nog een broer had, of een moeder..., en ook morgen zoo, en overmorgen.... Overmorgen!... God! hoe dreigde toch die dag nog, met verfijnde marteling en stommen hoon!... De zon klom snel in 't oosten.

De zwarte en blanke eunuchen, de dwergen, de stommen, de vrouwen en de jonge dienaars van den sultan woonden in de binnenvertrekken; hun aantal bedroeg ongeveer drieduizend. Zij behoorden niet tot het turksche ras. De meesten, als christenen geboren en onderdanen van den Grooten Heer, waren kinderen der schatting.