United States or Czechia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eens reed de koetsier verkeerd en moest hij den halven mijl terugrijden. Damp steeg van het paard op, terwijl het ploeterde door de plassen. De raampjes van den hansom waren beslagen als met een waas van grijs flanel. De ziel te genezen door de zinnen, de zinnen door de ziel! Hoe zongen die woorden in zijne ooren! Waarlijk zijne ziel was ziek, tot stervens toe.

Ik heb een afstand van zevenhonderd mijlen afgelegd om herwaarts te komen, ten einde hier de goederen in ontvang te nemen, die ik vast vertrouwde er te zullen vinden, en om eene nieuwe karavaan te vormen. Maar ik vond niets, en ik bleef verstoken van alles, ziek naar lichaam en geest, hard ziek, bijna tot stervens toe. Ik begon wel weder te herstellen; maar ik werd er niet rijker op: integendeel.

Duidelijker nog verkondigen de stemmen uit het dierenrijk, dat de algemeene levenswet is beminnen. De krekels in het gras sjirpen van liefde tot stervens toe. Kleurige vlinders wisselen al fladderend voor onze oogen hun begeerige kussen. In de takken ruischt het zoete geritsel der nesten, vol trillend leven.

Vroeger zou Eline zich met zulke bittere gevoelens tot stervens toe wanhopig hebben gevoeld, maar nu was er zooveel in hare ziel afgesleten, dat zelfs die bittere gevoelens haar niet prikkelden. Zij bleef er onverschillig onder; het deerde haar niet, dat het leven éen groote leugen was; zij vermocht er niets aan te veranderen, zij zou meêliegen.

Maar den student Anselmus was het, als begreep hij nu wat zich in zijn wezens-innerlijk zoo bewoog en weerde, dat het zijn borst met de pijn van eindeloos verlangen doorsmartte. „Is het dan iets anders,” sprak hij, „als dat ik u zoo met mijn heele hart tot stervens toe liefheb, u heerlijke goudene kleine slang, ja zelfs niet leven kan zonder u en sterven zal in hopelooze ellende, wanneer ik u niet wederzie, u niet verkrijg tot geliefde des harten maar ik weet, gij wordt de mijne en dan zal alles, wat lichte droomen uit andere, verhevener sferen mij beloofden, zijn vervuld.”

Een vrouwtje, eindeloos oud een bundeltje knoken en lompen met eene vracht gesprokkelde takken op den krommen rug. Van onder den rooden hoofddoek golfden hare witte lokken te voorschijn, zilver als het schuim der beek. Tokke, tokke, ging haar stokje; loom sloften hare schreden elkander na over de planken. Zij leek wel moe, tot stervens moe. Moe van het sprokkelen? Moe van het leven?

Niet dat, o grijze burcht! maar dat in vroeger stond Graaf Willems eenge spruit, door vriend en maag verraden, En met des lijdens last tot stervens toe beladen, Een welgemeend onthaal in uwe hallen vond.

Ik mende, geloof ik, die geheele nacht, werktuigelijk. In den wagen lag Davus, bezwijmd... Maar ik liet hem, zorgde alleen, verder en verder te komen. Ik voelde mij tot stervens moede, mijn wang bloedde en ook over mijn rug voelde ik het bloed tappelen: zoó had de harpij mij hare verliefde klauwen in het vleesch geslagen.

En Merlijn, van uit het vergier, zag en hij ontzette er om, dat Gawein, staande zoo recht, maar zóo bleek reeds, als veeg was des stervens...... En dat zelfs het wonderbed niet meer van noô was. Maar Gawein, recht naast zijn ros, had uit de diepe arsoentasch een vierkant ding genomen, dat was omwikkeld in een lange, witte reep van sindaal...

Het hoofd met de golvende blonde haren rustte op haren arm en zij ademde kalm en rustig als een kind. Weinig vermoedden zij, die haar zoo zagen liggen, dat stormen van hartstocht en verlangen door haar hart joegen en dat hare ziel tot stervens toe bedroefd was. Sprakeloos van verbazing zag koning Mark neer op het liefelijk beeld der slapende.