United States or Tanzania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar, op bevel van messire Lumey, wederhield kapitein Marinus negentien monniken; alleen de soldaten en poorters liet hij gaan. En Uilenspiegel sprak: Soldatenwoord moet gulden woord wezen. Waarom breekt hij het zijne? Een oude Geus antwoordde hem: De monniken zijn de zonen Satans, de melaatschheid der landen, de schande der volken.

Soldatenwoord is gulden woord! 's Anderen daags, kwam een bode vanwege messire Lumey, met bevel de negentien gevangen monniken te doen overbrengen van Gorkum naar den Briel, alwaar de admiraal zich bevond. Zij zullen gehangen worden, zei kapitein Marinus tot Uilenspiegel. Toch niet zoolang ik zal leven, antwoordde hij. Mijn vriend, zeide Lamme, spreek zóó niet tot messire Lumey.

Schande over u, sprak Uilenspiegel, soldatenwoord is geen guldenwoord meer! Straf liever de nietdeugen, verkoopers van menschenvet! Messire Lumey vloog naar hem toe en hief de hand op om hem te slaan. Sla, sprak Uilenspiegel, ik ben uw gevangene, maar ik heb geen schrik van u: Soldatenwoord is geen gulden woord meer!

Heer, ootmoediglijk richt ik mij tot u, om hen voor te spreken, want ik weet, dat soldatenwoord gulden woord is. Wie zijt gij? vroeg messire Lumey. Heer, antwoordde Uilenspiegel, ik ben Vlaming uit het schoone Vlaanderenland, boer, edelman, alles te zamen, en door de wereld ga ik aldus, om het goede en schoone te prijzen en volmondig te spotten met alles wat dwaas en verkeerd is.

Zij zijn gehangen, sprak Uilenspiegel, en een lafhertige beul, door baatzucht gedreven, heeft een hunner, na zijnen dood, den buik en de zijden geopend, om aan een apotheker het vet te verkoopen. Soldatenwoord is geen gulden woord meer!

Soldatenwoord is gulden woord! Wie dan, zeiden zij, wilde door excommunicatie ons in den ban van alle landen sluiten? Wie had hemel en aarde, God en duivel en hunne dichte gelederen santen en santinnen tegen ons afgezonden? Wie spatte er droppelen ossenbloed op de ouwels, wie deed de houten heiligen weenen?

Eet en drinkt, zeide hij; gij zijt onze gevangenen, doch als ik kan, zal ik u redden. Soldatenwoord is gulden woord! Waarom geeft gij hun dat eten en drinken? Nooit zullen zij u betalen, zeiden de schavuiten. En stille spekend, fluisterden zij elkander in 't oor: Hij heeft beloofd hen te redden, wij moeten hem gadeslaan. Met den dageraad kwamen zij aan den Briel.

En u zal ik prijzen, als gij de belofte houdt, dewelke de kapitein heeft gesteld: Soldatenwoord is gulden woord! Maar de schavuiten, die met het oog op plundering bij de Geuzen waren gekomen, zeiden: Heer, die is een verrader: hij heeft beloofd hen te redden; hij heeft hun brood, hesp, worst en bier gegeven, en ons niets.

De oude geuzen antwoordden: De admiraal wil dat niet voor de monniken: hij is de meester: hij nam den Briel. In den kerker, de monniken! Soldatenwoord is gulden woord! Waarom schendt hij zijn woord? antwoordde Uilenspiegel. De monniken, die in den kerker worden gehouden, zijn aan de grofste beleedigingen blootgesteld.

Dat hij ten minste zegge, dat ik geen ongelijk had, riep Lumey nog blakend van woede. Uilenspiegel antwoordde: Ik lik de hielen der heeren niet: soldatenwoord is geen gulden woord meer! Dat men de galge oprichte, sprak Lumey, en dat men hem wegbrenge, dat zal woord van kemp voor hem wezen.