United States or Switzerland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mher Sneloghe rekte zich de leden, ging nog gansch verdwaasd van den loomen slaap tot zijnen vriend en beschouwde hem eene wijl. "Arme Eggard!" zuchtte hij, o wat moet hij lijden! Waarom roept gij mij, zuster?" "Ach, ik beef er nog van," antwoordde Witta. "Hij scheen te willen sterven in eene schromelijke kramp en murmelde uwen naam, als wenschte hij u een laatst vaarwel toe.

Dan drong zulke machtige vloed van strijdzuchtige en plunderzieke mannen den burg binnen, dat de Kerels, na eenen langen en hardnekkigen wederstand, gedwongen werden te wijken, en zij stap voor stap den grond zich voelden ontnemen . Robrecht Sneloghe dacht aan Dakerlia en aan zijne zuster.

"Gij meent het?" wedervoer Disdir Vos, die ongetwijfeld met verborgen inzicht den gramstorigen Kerel tegen zijne magen aanhitste. "Bemerkt gij dan niet dat er reeds zekeren uwer naaste bloedverwanten van nu af u verlaten?" "Wie zou dit zijn?" vroeg Burchard verwonderd. "Waarom is mher Sneloghe niet in uw gezelschap?"

Daar de arbeiders niet wisten wat dit krijgsgerucht te beduiden had, lieten zij allen hun gereedschap of hunne werktuigen staan, en klommen op de muren om in het veld te kijken. Alhoewel Godschalk Tayhals en zijn makker verzekerden dat de naderende bende geene andere kon zijn dan degene welke zij tot hulp nadden aangebracht, riep mher Sneloghe uit voorzichtigheid zijne mannen onder de wapens.

Toen hij de Loove tegen den avond verliet, herhaalde hij nog deze onmeedoogende veroordeeling tot groote vreugd der Isegrims, die aldus de verzekering kregen dat al de grondbezittingen, zoowel van Robrecht Sneloghe als van de andere Erembalds, hun tot belooning zouden worden uitgedeeld.

Hij zou zijnen neef helpen, hem de middelen bezorgen om de Tancmars te straffen. Nu was het te laat voor heden: de avond begon reeds te vallen. Maar Burchard hoorde niets; hij hield, met eenen lach als een tijgergrijns op den mond, zijnen blik naar de deur ... "Nu, Burchard, blijf moedig; wees getroost", zeide hem Robrecht Sneloghe.

Robrecht had de wreedheid zelf mij zijn huwelijk met Dakerlia aan te kondigen, ofschoon hij wist dat zulke tijding als een moordpriem mij door het hart moest gaan." "Versta ik wel? Gij insgelijks bemindet jonkver Wulf?" "Ach, meer dan mijn leven!" "Dan beklaag ik u, mijn arme Disdir. Het bij eene vrouw op mher Sneloghe te winnen, dit hebt gij wel zeker nooit gehoopt?" "Doemenis, doemenis!

"De wanhoop is ook moed, en zij maakt mij bekwaam tot blinde onversaagdheid. Kome de vijand, hij bestorme den burg, ik weet wel wie met vurige begeerte den dood zal zoeken...." Na eene wijl stilte greep de kanunnik mher Sneloghe de hand en zeide: "Neen, Robrecht, weersta de sombere vertwijfeling.

Mher Sneloghe kwam binnen, drukte Dakerlia met teederheid de handen en omhelsde zijne zuster, onder het murmelen van eenen blijden morgengroet. Nadat hij insgelijks zijnen vriend Eggard de hand had gedrukt, zette hij zich bij de tafel nevens Dakerlia. Allen bogen het hoofd en murmelden een dankgebed. Op de tafel stonden kannen met warme melk en eene kom met gortebrij.

Robrecht Sneloghe zat geknield bij het hoofd van Segher Wulf, den hemel het schrikkelijk onheil klagende en zijne tranen mengende met het bloed van den armen ridder. Ach, wat zou de liefderijke Dakerlia gebeuren? Zou haar hart niet breken, zou zij niet sterven van rouw en smart?