United States or Iran ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen kwame wij tussche tiene en elve op de Place de la Bastille same; ik stong naast pa en tusschen 1 en 2 hebbe ze 'm de lucht in geblaze ... , wat 'n knal. Da' was vuurwerk! En 'k wou dat alle millionnairs met die rot-automobiele van de wereld d'r in hadde gezete. Want daar heb 'k toch zóó 't smoor an, dat 'k er niet van ken slape!... En 'k hing! Om kort te gaan, nou most ik op de vlucht.

Zij sliepen hoofd tegen hoofd, in malkander verloren en opgenomen, om nat van den dauw, bibberend wakker te worden, als het eerste licht opstond en de smoor nog op het veld en in de hooioppers lag getresd. 't Was dag. De bloemen waren nog gesloten, maar hanen kraaiden, een hond baste, een koekoek riep van uit het bemiste bosch.

Zijn ploeg blonk spookachtig wit, en zwart en reuzig trokken de twee ossen kalm het voertuig door den grond, die vettig openviel, een weinig glom en eenen goeden zalfreuk verspreidde. Uit de omgeklonte aarde steeg een dunne smoor. En donkerder werd daar hoog boven de lucht, waarin het sikkeltje klaarder sneed. Een dikke ster deed haar oog open.

Het zeek water en op 'nen sibot waren ze mestnat. De regen stortte met kuipen overal op het land, de smoor stond er een meter van boven den grond; de bliksems flikkerden, haakten ineen, slingerden door malkaar en de donder kraakte en ratelde, dat er hooren en zien bij verging. Een boerin liep met de rokken over haren kop, over de velden, naar een mutsaard.

"Welgekomen!" juichte hij en dronk zijn pint uit, sloeg den tweezak terug over den schouder en ging rap naar huis om het aan zijn allerliefst Marieke te vertellen.... De avond was gekomen, het oosten was toe en in 't westen aarzelde nog een mat gouden streep. De smoor steeg uit den grond.

De Pastoor wuifde met zijn zakdoek, en ineens schoot Charlot in een schreeuw, slikte van "Bruur, goejen Bruur!" en verborg heur weenend gezicht achter heuren blauwen voorschoot. ... De twee mannen vaarden nevens de stad. De smoor, die uit de vele schouwpijpen steeg voor het avondeten ging kalm en recht omhoog in de ijle avondschemering, waarin nog zongoud stond. De lampen werden aangestoken.

Hij keerde het molenkraam tegen wind in, liet de wieken los die lustig begonnen te draaien; de steenen wentelden en 't graan maalde kapot. Hij stak zijn kop door 't kijkgat en overkeek van uit de hoogte 't land. Hij ontstak zijn pijp, en de blauwe smoor wapperde als 'n fijne struisvogelenpluim in de gezonde lucht en het molentje tiktakte en kraakte in den wind.

Op het Zaterdagsplein stond een driearmige gaslanteern en, juist onder de gele klaarte, een onbeweeglijke politie-agent. Johan Doxa zag hem pas als hij heel dicht bij hem genaderd was, want de nevel dikte nu tallenkant zoo zwaar, dat de straten op vierkante holten leken, waar verwijlde een vette smoor.

De wereld draait rond, hij draait mee en er is maar één verschil en dat is: dat hij van het draaien geniet. En dat geeft of verdeelt men met den besten wil der wereld niet aan anderen.... Als hij uit het bosch kwam, hoorde hij op den steenweg veel moe paardengetrap en rinkeling van losse hoefijzers. Uit den smoor doken, tegeneengedrumd, een twintig afgeleefde peerden op.

Het boomloof wordt bewogen, Een adem, als een wind, met leliegeur bevracht, Omfladdert ze en hergeeft haar de uitgeputte kracht. Een zachte en teedre stem, gevoeliger voor 't harte Dan merkbaar voor het oor, sprak: "Smoor uw boezemsmarte, Wees kalm, Elpine: uw lot verandert. Wees gedwee, Ik waak, ik zweve om u: ik, oorzaak van uw wee." Ze ontzet.