United States or Switzerland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Overgelukkig in het vooruitzicht dat hij de schoone Gerda zou winnen, gaf Frey Skirnir gaarne het blinkende zwaard, en stond hem toe zijn paard te gebruiken.

Elf gouden appels wilde Skirnir haar geven, en den negenvoudigen, gouden ring, dien Wodan op den brandstapel van Balder wierp, als zij Freyer meer dan alle mannen wilde beminnen. Met de scherpe snede van zijn zonnestraal-zwaard zou hij haar het hoofd afhouwen, wanneer ze niet gewillig was.

Gleipnir, bedocht Door d' Elfen, gewrocht In Svart-alf-heim, door felle toovermacht, Werd tot Odin door Skirnir gebracht: Zoo zacht als zij, zoo licht als lucht, Was het van tooverkracht geducht. Gewapend met dit koord, dat Gleipnir heette, gingen de goden met Fenris naar het eiland Lyngvi, midden in het meer Amsvartnir, en stelden hem weer voor, zijn kracht te beproeven.

Luide riep toen Gerda: "Heil u, zoon van helden. Neem den ijskelk die van liefdedrank vol is. Nooit dacht ik te dulden, dat een van de Wanen mij werven kwam. Bloesemenland, dat wij beiden kennen, is een windstil woud: daar zal na negen nachten Gerda vol vreugde de vrouw zijn van Freyer." Toen reed Skirnir heen.

Verschrikt door de vreeslijke beschrijving van hare vreugdelooze toekomst in geval zij volhardde in hare weigering, stemde Gerda er eindelijk in toe Frey's vrouw te worden, en liet Skirnir gaan, met de belofte dat zij haar aanstaanden bruidegom op den negenden avond in het land Burri zou ontmoeten, het groene veld, waar zij zijn somberheid zou verdrijven en hem gelukkig zou maken.

Hem antwoordde Skirnir: "Bloesemenland, dat wij beiden kennen, is een windstil woud: daar zal na negen nachten Gerda vol vreugde de vrouw zijn van Freyer." Toen zeide Freyer: "Lang is de nacht, lang zijn twee nachten, dringend de drang naar den derde. Zoo dikwijls dacht ik een maand nog minder lang dan, wachtend, verlangend, een halve nacht is." Hoe Dagdrager Goudvreugde verwierf

Maar geen van de geesten gunt ons bij elkander te komen." Toen stormde Skirnir op Freyers rennende ros, en met zijn stralende zwaard gewapend, door den rossigen nevel van den eindigenden nacht. Hij stormde naar het land van de reuzen en kwam voor Gymirs verblijf. Daar waren woedende honden gebonden voor de opening van het houten hek, dat Gerda's zaal omgaf.

Opdat het mooie meisje een gunstig oor zou leenen aan de voorstellen van zijn meester, toonde Skirnir haar het gestolen portret en haalde voor den dag de gouden appelen en den tooverring, die zij echter met hoogheid afwees, zeggend dat haar vader genoeg goud had en meer dan genoeg.

Toegerust met dit portret, met elf gouden appelen en met den tooverring Draupnir, reed Skirnir nu naar Jötun-heim om zijn opdracht uit te voeren. Toen hij bij Gymirs woning kwam, hoorde hij het luid en voortdurend gehuil van zijn wachthonden, die de winterwinden verpersoonlijkten.

Zoo loopt er als het ware een lijn van de Godenmythen door de heldensagen naar de geschiedenis: de idee van ondergang en wederkeer. De zending van Skirnir, den zonnegezant, moge het eerste der lenteliederen zijn. Gerda, de Aarde, bevindt zich in de macht van de winterreuzen, door Wodan als wintergod en de beide doodshonden bewaakt.