United States or Algeria ? Vote for the TOP Country of the Week !


De legende verhaalt, dat een zekere Onomu Toku zeide, dat het letterteeken Shu van den heilige veel meer had van het letterteeken "rijst". Dien nacht was er voor Onomu Toku alle reden, berouw te hebben over zijn dwaasheid, immers in zijn droom kreeg het letterteeken Shu een menschelijke gedaante en werd het een reiniger van rijst, die het lichaam van den boosdoener op en neer bewoog op de wijze van hamers, die gebruikt werden om de rijst te kloppen.

Ik liet een toovermiddel op mijn eigen hart inwerken. Ik legde den grondslag voor Maät. Ik maakte iedere gestalte; ik was geheel alleen; ik had Shu niet uit mijzelf te voorschijn laten komen en de godin Tefnut niet uit mijzelf gespuwd. Er was geen ander wezen, dat met mij samenwerkte".

Naast Nentu stonden Atmu, de god van den zonsondergang; Shu en zijn tweelingzuster Tefnut; Geb, de god der aarde, en Nut, de godin des hemels. Deze twee zijn de oudste van de goden, van wie alle anderen afstammen.

Wij vinden hem steeds in verbinding met andere goden, d.w.z. hij neemt de kenmerkende eigenschappen van andere goden, voor bepaalde doeleinden aan. Als bouwmeester van het heelal b.v., deelt hij de natuur van Thoth en als de god, die het metaal van den vloer van den hemel bewerkt, lijkt hij op Shu.

Hij nam den titel aan van "hoogepriester van Ra-Heru-Akhti , den verhevene aan den horizon, onder zijn naam van Shu, die in Aten is"; hieruit zien wij, dat hij Aten, in overeenstemming met het in die tijden overheerschende gevoelen, eerder als de verblijfplaats van den zonnegod, dan als dien god zelf, beschouwde.

Voor de boot duikt de groote slang Ankh-neteru op en twaalf goden, die de reeplijn vasthouden, trekken den god door het lichaam van het monster en brengen Af Ra uit diens mond te voorschijn, niet als Af Ra echter, want gedurende dien doortocht wordt hij in Khepera veranderd en in diens gestalte wordt hij door twaalf godinnen naar den hemel gesleept; dezen leiden hem voor Shu, den god van de atmospheer van de aardsche wereld.

Deze drie vereenigingen van goden werden in het tijdvak der 5e dynastie geheel en al tot ontwikkeling gebracht en het lijdt geen twijfel, of de Egyptische theologie heeft de vorming van dit pantheon aan de priesterkaste, welke te Heliopolis regeerde, te danken. Aan de derde Pesedt gaven zij geen naam. De goden van het eerste gezelschap waren Tem, Shu, Tefnut, Qeb, Nut. Osiris, Isis, Set, Nephtys.

De inwendige organen werden daarna op het lichaam gelegd en de ruggegraat in heilige olie, van welke men geloofde, dat zij een uitstraling uit de goden Shu en Geb was, gedompeld. Daarop legde men kostbare steenen op de mummie, en elk van dezen had zijn bepaalde magische beteekenis. Zoo verlichtte kristal zijn gelaat en carnelian gaf vastheid aan zijn voetstappen.

Soms verwarden de Egyptenaren hem met Horus, Shu en Ra en dit zou kunnen bewijzen, dat hij een zonnekarakter aan kon nemen, zooals ook door den havikkop aangeduid wordt. Misschien werd Khonsu, oorspronkelijk een maangod, later een zonnegod, toen de maankalender overging in, of in den steek gelaten werd voor de zonnetijdrekening.

De voornaamste goden, die in het Boek der Dooden genoemd worden, zijn de volgende: Tem, of Atmu, Nu, Ra, Khepra, Ptah, Ptah-Seker, Khnemu, Shu, Set, Horus, Thoth, Nephthys, Anubis, Amen en Anu, inderdaad het grootste aantal van de voornaamste goden van Egypte. Behalve dezen waren er nog verscheidene mindere goden en een groot gezelschap van geesten, demonen en andere bovennatuurlijke wezens.