United States or New Caledonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat doe je om mij,.... zie je, en dat vind ik toch ook niet prettig. Zoo zijn wij nooit samen geweest! Praat met mij ronduit over alles wat je hindert, en ik zal mijn best doen je.... te raden,.... te helpen...." Dat was heel hartelijk bedoeld, Bernard hoorde 't. En toch deed 't hem pijnlijk aan, met naar-weeë schrijning. Hij wist zelf niet hoe 't kwam.

Toen ze dicht bij 't villatje kwamen, werden ze stil. Bernard zag er een beetje tegen op, de zwak-lichte, zoekende oogen van de moeder tegenover zich te zien. Er was een flauwige, weeë schrijning van schuldbesef in zijn ziel, hij voelde dat hij wat klein, wat wuft zou staan tegenover die stille oude vrouw met haar onzichtbaren krans van verdriet, die wijs-teedere, half-heilige moeder.

Toen wist zij opeens, in dat zwarte nachtuur, hoe innig zij van juffrouw Jonkers hield; en zachte Wilmpje had zij lief zoo vreeselijk diep en teêr, dat zij schreide, schreide met haar hoofd in het kussen om haar moeder niet te wekken, en daarna gezwollen en heet wakker lag tot den morgen, met die eene onheelbare schrijning, dat dit hevig geliefde onbereikbaar was en verloren voor altijd.

Hij voelde 't nu, in zijn overspanning: zij kwam dan toch nog, de hooge vreugde; het zuivere geluksmoment naderde; straks zou hij 't grijpen en zalig zijn.... Maar in-eens, met een weeë schrijning, en toen een licht-doffe huivering recht naar boven, verijlde zijn vreugde en zijn spieren verslapten in lamme loomheid.

En in een schrijning, die te hoog begon op te krijten door haar bonzende hoofd, neervallend op den stoel naast de keukentafel, waar zooeven nog Sprotje gezeten had, schoot juffrouw Jonkers op eens uit in een krampachtig geschrei. Thuis werd Sprotje in de bedstee gelegd; zij wisten niet of zij opnieuw in zwijm was gevallen, dan wel of ze sliep, en zoo bleef het den middag door.

Want daardoor werd ik soms iets minder smoor-verliefd op Tieldeken en voelde niet zoo sterk meer de schrijning bij het afscheidnemen van mijn tot dus verre absoluut volkomen en volmaakte ideaal. Er bleef mij trouwens nog ruim voldoende liefde en illuzie over. O, dat afscheid van Tieldeken, ik in mijn licht schuitje en zij aan den oever van het breede water!

Ondertusschen bekeek een landman met een groote salakot op en een groote pleister aan zijn hals het lijk en het touw. Het gelaat was niet lijkkleuriger dan de rest van 't lichaam; boven de plek waar 't touw gebonden was, zag men twee schrammen en twee blauwe striempjes; de schrijning van 't koord was wit en vertoonde geen bloed.

En hij begon zich weer te sarren met minachtende verwijten, hij was bitter en koud-hard voor zich zelf, hij verzon verfijnd wreede sarcastische opmerkingen over zijn eigen manier van doen en leven, zonder mededoogen voor schrijning die dat gaf in zijn gemoed.

Vroeg in den najaarsmorgen want hij wou er een langen dag van maken, een grooten dag-vol-werk, met één wilskrachtige poging zich daar wég in leven, zich brengen in een roes, een koorts van werk, zoo'n stemming die soms dagen, weken duren kon, waarin hij enkel dóór en vóór zijn werk bestond, er gansch verdiept en in begraven was.... Hij kende ze al zoo goed en lang, die uren van niet weten wat voor maand of jaar het is, en of hij al gegeten had vandaag, of niet, die snel-weg-terende uren van diep-hevig-leven; alleen je innerlijkste leefde dan, het andere ging wel mee, werktuiglijk.... Genot was 't niet altijd ... en toch.... Vol barenswee meestal, vol wrange smart en schrijning door dat nooit volkomen slagen ... nooit! nooit!... Tóch genot!... Mysterie!... 't Was een hooge lust ... en bijna wanhoop ... een lijden, zwaar van zoetheid ... onweerstaanbaar boeiend....