United States or Heard Island and McDonald Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het huis van den heer Thatcher lag op zijn weg en de jongeheer Sawyer ging er, eer hij Huck bezocht, even aan om Becky te zien. De rechter en een paar zijner vrienden verzochten Tom, hun zijn wedervaren nog eens te verhalen, en een van hen vroeg hem spottend, of hij nog niet eens gaarne in de grot zou gaan, waarop Tom antwoordde, dat hij er niet tegen op zou zien.

Ik wou maar, dat ze zich bij het een of het andere bepaalde; dan wist ik waar ik mij aan te houden had. Maar Sid zal er voor lusten, of ik heet geen Tom Sawyer meer!" Tom was niet de modeljongen van het dorp. Hij wist echter best, wie dat wel was en ook dat hij een geduchten hekel aan hem had. In minder dan twee minuten had hij zijn verdriet vergeten.

Hij raapte een witten, in de maneschijn liggenden tegel op, haalde een stukje rood krijt uit zijn zak en krabbelde, bij het licht van de maneschijn, met moeite de volgende woorden op den tegel: "Hugh Finn en Tom Sawyer zweren, dat zij zullen zwijgen over deze zaak, en verklaren, dat zij liever op de plaats zelve zullen doodvallen dan ooit de waarheid te verklappen."

Juist toen zij weder verder wilden gaan, stapte de boschwachter uit de deur en zeide: "Heila! wie is dat?" "Huck Finn en Tom Sawyer!" "Dat treft bijzonder. Gaat gauw met me mee, jongens; iedereen zit op jelui te wachten! Hier, spoedig maar, naar boven. Ik zal het wagentje wel dragen. 't Is waarachtig een vracht! Wat zit er in, steenen of oud ijzer?" "Oud ijzer," zeide Tom.

Tom Sawyer trad voorwaarts met gemaakt zelfvertrouwen en wond zich met prachtig nagebootste en allerzotste gebaren op tot het onsterfelijke: "Geef mij de vrijheid, of geef mij den dood!" doch werd in het midden door een akelige tooneelvrees bevangen. Zijne knieën knikten en hij dreigde in zijne woorden te stikken.

De meester, door het gebrom van 't lessen leeren slaperig geworden, was op zijn hoogen matten stoel ingesluimerd. Doch hij werd door de stoornis gewekt en riep uit: "Thomas Sawyer!" Tom wist, dat, wanneer zijn naam voluit genoemd werd, er onweer aan de lucht was. "Mijnheer." "Kom hier bij mij staan. Zeg mij eens: waarom zijt ge weer zoo laat?"

Een klein jongentje in hun midden, dat zich toch ook gaarne op iets ten aanzien van Joe en Tom beroemen wilde, zeide met den noodigen trots: "Tom Sawyer heeft mij ook een pak slaag gegeven." Doch deze onderscheiding werd met te veel anderen gedeeld, om aanspraak op haar naam te kunnen maken, en het kleine mannetje droop verlegen af.

"Jij slecht?" en Huckleberry begon ook te schreien. "Bewaar me, Tom Sawyer, als jij niet een brave jongen bent geweest in vergelijking van mij. O hemeltje, hemeltje, hemeltje! Ik wou, dat ik de helft van jou kansen had!" Tom viel hem in de rede en fluisterde: "Kijk eens, Huck, kijk eens! Hij staat met zijn rug naar ons toe." Huckleberry keek verheugd door de opening. "Sapperloot, het is waar.

Tom begon weer te witten en antwoordde koeltjes: "Nu, het mag werken zijn of niet, wat ik weet, is, dat Tom Sawyer het dol prettig vindt." Daar kwam de zaak in een ander licht. Ben stond stil en beet op zijn appel.

Zij wierp het boek in de lessenaar, draaide den sleutel om en barstte uit in tranen van schaamte en verdriet. "Tom Sawyer," snikte zij, "ik vind het gemeen van je om achter iemand aan te sluipen en hem te begluren." "Hoe wist ik, dat je iets stond te bekijken?" "Je moest je schamen, Tom Sawyer; ik weet, dat je me zult verklikken, en o, wat zal ik beginnen!