United States or Tonga ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zeide: "Zoo ook de koningin des doods schuldig is, nimmer zal ik den eed vergeten, dien ik de jonkvrouw Beatrijs heb gezworen in tegenwoordigheid van ridder Savari, aldus luidende: "Welschoone maagd! wilt gij mijne bruid zijn, ik zal u kronen tot koninginne van Lilefoort. Ik belove, op mijn ridderwoord, zoolang gij leeft, ik zal geene andere trouwen dan u."

De kluizenaar verhaalde hem, hoe hij de kinderen had gevonden en opgevoed, en daarna namen de beide mannen van elkander afscheid, omdat Savari weder naar Lilefoort wilde vertrekken. Daar vertelde hij de booze Matabrune, wat hij in 't bosch had gezien: zeven armoedige kinderen ieder met eenen zilveren keten om den hals.

Ze vonden hier echter niet zeven kinderen, maar slechts zes, daar de kluizenaar met het kind, dat hij 't meest liefhad, met Helias, in 't naast-bij gelegen dorp was gaan bidden. De zes kinderen kreten bij het zien der woeste mannen. "Wees niet bang, lieve kinderen," zeide de jager Savari, "we zijn niet hier gekomen, om u kwaad te doen. Ge behoeft niet te schreien."

Terwijl Savari, de jager, dit zeide, namen zijn mannen de ketens weg. Zoodra dit geschied was, werden de kinderen in witte zwanen veranderd, die opvlogen, en met een schreeuw zich hoog in de lucht verhieven. Savari en zij, die met hem waren, schrokken over dit wonder zoodanig, dat zij in onmacht ter aarde vielen.

Nadat zij weder tot bewustzijn waren gekomen, beefden ze nog van vrees, en Savari riep uit: "Laat ons trekken van deze plaats, waar wij te lang geweest zijn. Zes kinderen hebben wij gevonden, instee van zeven. Laten wij zeggen, dat wij zeven kinderen hebben gedood, en dat wij één der ketenen onderweg hebben verloren."

Hij vervulde echter zijn belofte, Beatrijs gedaan, in tegenwoordigheid van den ridder Savari, en hij kroonde haar als de koninginne van Lilefoort. De booze Matabrune moest wel doen, alsof zij tevreden was, al haatte ze Beatrijs, de schoone koningin. Matabrune verzoende zich niet met Beatrijs, en ze was niet gelukkig met allen, die Oriant liefhadden.

Eenige jaren later kwam de jager van Matabrune Savari heette hij in 't bosch, en hij vond daar zeven kinderen spelen onder eenen boom. Hij groette hen vriendelijk, doch de kinderen, die behalve den kluizenaar, nooit een mensch hadden gezien, liepen angstig weg. De jager Savari was nieuwsgierig, waar wel de kinderen tehuis behoorden, hij volgde hen, en trad in de woning van Helias, den kluizenaar.

De jager Savari nam zeven mannen mede, om de zes jongens en het eene meisje te vermoorden. Op hun weg kwamen ze door een dorp, waar een groote menigte volks was verzameld. Her en der vroegen ze, waarom zoo velen tegelijk tezamen gestroomd waren, en het antwoord luidde: "Men zal eene vrouw verbranden, die haar kind heeft vermoord." Dit stemde Savari tot nadenken.

De ridder Savari was zijn naam sprong, na deze woorden te hebben gehoord, van zijn paard, en knielde neder. Groetend den edelen vorst, smeekte hij als volgt: "Heer! vergeef Beatrijs, mijne gebiedster, wat ze u heeft misdaan. Zij kende u niet, en dit is de reden van hare misdaad."

"Om één kind verbrandt men deze vrouw al? Hoe zal ons vonnis luiden, wanneer men weet, dat wij zeven kinderen hebben omgebracht?" En de anderen zeiden: "Neen! we zullen de kinderen niet dooden. Wat zullen wij doen? Wij zullen de zilveren ketenen medenemen, en deze Matabrune toonen, ten bewijze, dat wij haar bevel hebben gehoorzaamd." Ze traden in het bosch, en Savari voerde hen naar de hut.