United States or Canada ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Ik zal het hem zeggen, mijnheer de burgemeesterZoodra het hoofd onzer gemeente vertrokken was, begonnen wij den beer weer te plagen, ja zelfs te sarren, en 't was verbazend hoe hevig hij dan soms kon gaan brullen. Als wij het al te erg maakten, rukte hij aan zijn touw, om los te komen, en dan wisten wij van beenen maken.

Inderdaad, Uwe Hoogheid! als onze lieve Heer het niet had verhoed, dan had ik hem mogelijk doodgeslagen; want dat sarren kan ik niet velen." "Dat is nog een soort erger dan ik, dien Uwe Hoogheid zoo dikwijls om mijne drift beknort," fluisterde Freisheim weder. "Foei, Pieter," zeide de Prins, "het is zeer zondig, om zoo aan zijn toorn toe te geven.

Dat amuseerde en verteederde de twee families en zij konden niet laten hem voortdurend te streelen en te aaien, wat Rikiki trouwens scheen te vervelen en te sarren, want telkens trok hij 't kopje weg, alleen en uitsluitend geboeid als hij was door wat er op schotels en borden gebeurde.

Je zoudt op die wijs een moordenaar hebben kunnen worden." "Ik weet het, Uwe Hoogheid!" antwoordde Pieter beschaamd. "Maar wat deed Jan mij ook te sarren? Intusschen hoop ik, nooit weer driftig te worden." "Dat is een goed voornemen, Pieter. Doch ga voort." "Om mij te ontgaan, was er geen middel meer.

Plotseling vlogen er drie hoenders voor hem uit, maar hij kon ze niet onder schot krijgen; telkens vielen zij neder, als om hem te sarren; maar zoodra hij naderde, kraaiden zij, klapten met de vleugels, en vlogen verder. Eindelijk wilde hij een poging doen om ze van zeer verre te schieten; maar zijn geweer ketste en viel hem uit de handen.

De beul en zijne knechten werden geroepen. Zij kwamen met eene ladder en een nieuwe koorde, grepen Uilenspiegel bij den kraag en deden hem vóór de honderd ruiters van Kornjuin gaan. In stee van hem gerust te laten om zijne gebeden te zeggen, begonnen deze hem te sarren en te plagen.

Als dan de bewoner wanhopige pogingen deed, om zijn deur te openen, stonden wij op de stoep, op zijn stoep, hem uit te lachen of met hoonende woorden te sarren, zoo ongeveer als Reintje de Vos het doen kon, als hij zijn aartsvijanden, beer en wolf, in de ellende zag, waarin hij, en hun eigen ondeugd, hen had gestort.

Daar lag een heele tijd, zijn beste jeugd, van zijn elfde jaar tot zijn manworden, van de eene werkplaats naar de andere, elf lange jaren van verspilde frischheid, gesleten in een rauwe omgeving, tusschen ruw werkvolk. 's Maandags waren ze meestal dronken en dan kreeg hij slaag, als hij om ze te sarren, de jenever niet gauw genoeg halen wou, of de haringen voor het opfrisschen.

En hij begon zich weer te sarren met minachtende verwijten, hij was bitter en koud-hard voor zich zelf, hij verzon verfijnd wreede sarcastische opmerkingen over zijn eigen manier van doen en leven, zonder mededoogen voor schrijning die dat gaf in zijn gemoed.

Maar het kwaadwilligst en het onbillijkst van diezelfde uitvinding is, dat zij u op alle mogelijke manieren sarren en in uw zwak tasten. Daar zit gij sedert klokke halftien op school, bij mooi weer, in de maand Mei, als het groen jong is gelijk gijzelf en, wat meer is, als de plassen opgedroogd zijn, zoodat het heerlijk weer is om te knikkeren.