United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij gingen voorbij Saint-Merry en bevonden zich, zonder eigenlijk te weten hoe, in de straat Saint-Denis. De Parijzenaars, die thans, van den kant des Halles de straat Rambuteau ingaan, zien rechts, tegenover de straat Mondétour, een mandemakerswinkel, die als uithangbord een mand heeft in den vorm van Keizer Napoleon den Groote, met dit opschrift: NAPOLEON GEHEEL VAN TEEN GEMAAKT.

Op eenigen afstand hoorde men een andere kanonnade. Terwijl twee kanonstukken hardnekkig de barricade der Chanvreriestraat beschoten, havenden twee andere vuurmonden, de eene in de straat St. Denis, de andere in de straat Aubry-le-Boucher, de barricade Saint-Merry. De vier kanonnen vormden een akelige echo. De treurig blaffende honden des oorlogs beantwoordden elkander.

Dat zij meester van de Bank waren; dat er, alleen in de kerk van het klooster Saint-Merry, zeshonderd man verschanst waren; dat men op de linietroepen niet kon rekenen; dat Armand Carrel maarschalk Clausel had bezocht en dat de maarschalk tot hem gezegd had: "Zorg eerst een regiment te hebben;" dat Lafayette ziek was; maar hun evenwel had gezegd: "Ik ben de uwe.

"Haast u nu, mijnheer Coos, wijl juffer Cosette wacht." Gavroche scheen zelf schik te hebben over deze woordspeling. Jean Valjean hernam: "Moet het antwoord naar Saint-Merry worden gebracht?" "Ge zoudt daarmede een dommen streek begaan. Deze brief komt van de barricade in de straat Chanvrerie, en daarheen keer ik terug. Goeden avond, burger."

Dit onwrikbaar besluit lag zoozeer in de lucht van den 6den Juni 1832, dat schier in denzelfden oogenblik de opstandelingen der barricade van Saint-Merry dezen kreet aanhieven, die historisch gebleven en in de gerechtsstukken vermeld is: "Men moge ons te hulp komen of niet, 't is ons onverschillig! Wij willen hier sneven tot den laatsten man."

Terwijl hij aldus peinsde, trad vrouw Toussaint binnen. Jean Valjean stond op en vroeg haar: "Naar welken kant is het? Weet ge het?" Verbaasd, wist vrouw Toussaint niets te antwoorden, dan: "Wat belieft u?" Jean Valjean hernam: "Hebt ge mij aanstonds niet gezegd, dat men vocht?" "Ach ja, mijnheer," antwoordde vrouw Toussaint. "'t Is naar den kant van Saint-Merry."

Zij vermoeden niet, welke vreeselijke tooneelen op deze plek, nauwelijks dertig jaar geleden, zijn voorgevallen. Hier waren de straat de la Chanvrerie, en de vermaarde herberg Corinthe. Men herinnere zich, wat aangaande de te dezer plaatse opgerichte barricade is gezegd, die trouwens door de barricade van Saint-Merry in de schaduw werd gesteld.

Slechts in de verte hoorde men nu en dan een rijtuig rollen. Men luisterde aan de deuren naar het rumoer, het geschreeuw, het geraas; doffe, onduidelijke geruchten, waarvan men zeide: dat is cavalerie, of: dat is 't gerommel der kruitwagens, naar het trompetgeschal, het tromgeroffel, de geweerschoten en vooral naar de sombere stormklok van Saint-Merry. Men wachtte het eerste kanonschot af.

Men wachtte hierop met den aanval der barricaden Maubuée, Chanvrerie en Saint-Merry, ten einde slechts met deze alleen te doen te hebben en alles in één slag te kunnen eindigen. In de oproerige wijken werden colonnes geworpen, die de groote straten schoonveegden, de kleine rechts en links doorzochten, nu voorzichtig en langzaam, dan met den stormpas.

Hierdoor ontstond een angstgevoel, 't welk zich bij de ondoordringbare duisternis dezer wijk mengde, waar alles beslist zou worden; vandaar een vermeerdering van angst rondom deze stilte, waaruit een ontknooping zou ontstaan. Men hoorde er slechts één geluid, hartverscheurend als een doodsgalm, dreigend als een vervloeking, de alarmklok van Saint-Merry.