United States or Eswatini ? Vote for the TOP Country of the Week !


Want als hij, in eenigszins los verband daarmee, zegt, dat Saartjes onnoozelheid hem ingetogen maakt en hij nog al regard voor brave meisjes heeft, dan is dat in openlijken strijd met zijn daden en woorden, en, indien hij 't meent en 't geen half-sentimenteele, half-ironische meerderheidstirade tegenover G. is, 't geen ik eerder geloof, dan heeft hij eigen gevoel niet goed ontleed: onnoozelheid maakt hem niet ingetogen, maar haar onnoozelheid doet dat, omdat hij haar liefheeft.

"Nou ikke wel", schetterde Jan: "Wij hebbe laast op de Singel gestoken, de schele en ikke weet je wel? met 'n stok met 'n spijker d'r in.... Jeesis-mierande wat 'n hoop leie d'r in 't water en best hoor!" "Legge d'r altijd zoo'n boel?" vroeg Meijer, volgend het gaan van den uitgebeten appel in Saartjes hand.

Het is niet moeilijk iemand te zeggen: "ik ben veel meer, ik sta hooger dan gij!" Dat kan de eerste de beste. Moeilijker is en weinigen kunnen dat iemand verstandelijk-bewijzend op z'n plaats te zetten en hem aan te toonen dat men meer is dan hij. (Ik spreek hier nu natuurlijk alleen van zulk een handelwijze als geesteswerkzaamheid en laat haar zedelijke waarde of onwaarde geheel buiten beschouwing). Maar oneindig meer dan ook zulk een verstandelijk-bewijzend betoog, is: de argumentlooze bewering, die ons door toon en onbewuste woordenschikking de absolute zekerheid van haar waarheid geeft! Is het bewijzend betoog een voortbrengsel van het verstand, zulk eene bewering is het uitvloeisel van iets hoogers, van een zielszekerheid, om 't zóó eens te noemen. Deze zekerheid, in dit geval van psychologisch inzicht, proeven wij ook in Saartjes woorden. O, ongetwijfeld naar aanleiding van een beuzeling, maar wat doet d

In den eersten door mij gecursiveerden zin, wil Blankaart laten voelen: "Och ik help er toch al zooveel, diè kan er ook nog wel bij; zeg nou 's, dat ik niet royaal ben!" In den tweeden wil hij 't laten voorkomen, alsof hij 't alleen maar vertelt, om Saartjes braafheid te doen bewonderen.

Antwoord my toch ten eersten : wat verlang ik naar een brief van u! geadresseert in la Reine de France, chez Mademoiselle G . Niemand acht u hooger dan ZESDE BRIEF. Cornelia Slimpslamp schrijft aan Zuzanna Hofland Saartjes Tante, bij wie ze inwoont hoe Saartje als jong kind al niet deugde. Ze leest verkeerde boeken! Ze noodigt Zuzanna bij zich. Dierbare Vriendinne!

Ik zou een zekere zijde van Saartjes persoonlijkheid: haar zeer gerechtvaardigd gevoel van eigenwaarde en ook, en voornamelijk, een diep-indringend psychologisch vermogen welks zekerheidsbewustzijn zich aan haar stijl mededeelt, niet voldoende voor u belicht hebben, zoo ik hier niet ten minste een stukje van haar antwoord aan Brunier afdrukte.

Lieve God! wat zullen toch zulke misselyke stoethaspels van mannen, zo als ik er een ben, in den Hemel bedroeft afsteken bij zo een Styntje, by u, by Mevrouw Buigzaam en by Saartjes Moeder! Nu, ik meen myn ziel eens braaf onderhanden te nemen, haar eens terdeeg mores te leren: ô, mogt het onder uw oog geschieden; gy verstaat my immers wel! ik wensch nog eens uw man te worden. Nu is het er uit.

De duivelsche gierigheid heeft u gefopt, en de kweeslary zand in de oogen gestrooit. Neem dan dien Drasboek niet; ik zal wel een ander opschommelen, als ik in de stad kom. Nu hebt gy order van my, om Saartjes goed te zenden. Ik blyve ACHT EN ZEVENTIGSTE BRIEF. Wed. Spilgoed aan Blankaart: Sara en Hendrik houden haar beiden op de hoogte.

De beide jongens hebben veel met elkander op; dat is braaf: men weet niet, waar het te pas komt, een mensch zonder vriend is een droevig schepzel. Daar was nu Saartjes Vader, wel die was my zo een waart vriend, dat zyn plaats in myn hart maar niet kan gevult worden. Mooglyk, als wy zo wat oudägtig worden, Mevrouw, wil dat zo goed niet meer. Alles, zeit de wyze man, heeft zyn tyd.