United States or Uruguay ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij 't zien van hunne zonderlinge en ongewone kleeding beeldde Don Quichot zich nu echter naar gewoonte in, dat hem weder een avontuur wachtte, en dat hij als dolend ridder verplicht was, dat met koenheid en moed te bestaan. In dezen waan werd hij door een beeld in rouwkleederen nog meer versterkt.

Eindelijk bereikte hij Parijs. Men heeft hem nu te Montfermeil gezien. Zijn eerste zorg toen hij te Parijs kwam, was geweest rouwkleederen voor een zeven- of achtjarig meisje te koopen, en zich vervolgens van een verblijf te voorzien. Daarna had hij zich naar Montfermeil begeven.

Het hof droeg den allerdiepsten rouw over hem; grof zaklinnen verving thans de witte wollen rouwkleederen, die anders bij dergelijke gelegenheden waren voorgeschreven. Veertig dagen bleven alle openbare vermakelijkheden gesloten, en zwarte vlaggen wapperden van de poorten van alle steden in het koninkrijk.

Aan den avond van dien dag werd Cambyzes weder door zijne oude kwaal, de vallende ziekte, bezocht. Twee dagen later kreeg Nebenchari verlof, om het lijk, overeenkomstig den laatsten wensch der gestorvene, op Egyptische wijze te balsemen. De droefheid van den koning kende geene perken; hij reet het vleesch van zijne armen, scheurde zijne kleederen, en strooide asch op zijn hoofd en zijne legerstede. Al de grooten van het hof moesten zijn voorbeeld volgen. De wachten betrokken hunne posten, met gescheurde vanen en onder doffen trommelslag. De cymbalen en pauken der Onsterfelijken werden met floers omwonden. De paarden, die de overledene bediend hadden, en die, welke door het hof gebruikt werden, moesten blauw geverfd en hunne staarten afgesneden worden. Het geheele hofpersoneel was in donkerbruine, tot aan den gordel gescheurde rouwkleederen gehuld, en de magiërs moesten drie dagen en drie nachten zonder ophouden voor de gestorvene bidden, wier ziel in den derden nacht bij de brug Chinv

Het verdwijnen van Odin, de zon of den zomer, en de daaruit volgende verlatenheid van Frigga, de aarde, is slechts een andere overlevering van de mythen van Proserpina en Adonis. Slechts wanneer zij terugkomen uit hun ballingschap, werpt zij haar rouwkleederen en somberheid af, en dost zich weer in al hare juweelen.

Spoedig verschenen de dames in vlekkeloos wit gekleed. Mijn vader had de rouwkleederen afgelegd, en de bedienden kwamen in hunne gewone livrei te voorschijn. Toen de soep gediend was, bood mijn vader Emilia den arm; ik volgde met mijne zuster. Emilia achteromziende, riep mij toe: »Niet jaloersch zijn, Frank!" Mijn vader lachte, en ik nam mij voor mij over die kleine plagerij te wreken.

Die opruier had goede redenen om het ergste te vreezen, en nu liep hij in zwarte rouwkleederen achter Arius aan, dien hij nog maar enkele maanden geleden met grimmigen haat had vervolgd, en riep hem voortdurend den zinledigen versregel toe: "Zijt gij wijselijk man, dan helpe de wijze den wijze." »Of die armzalige bedelarij geholpen heeft, zullen wij later wel hooren.

Nog waren hun de metalen deuren niet geopend, toen een tweede stoet opdaagde. Aan het hoofd van dezen reed langzaam de grijze Hystaspes, in bruine, gescheurde rouwkleederen, op een blauwgeverfd paard, welks staart en manen afgeschoren waren. De grijsaard was gekomen, om den koning genade voor zijn zoon te smeeken.

Voor iemand die wist welke bittere tranen deze twee vrouwen, hoewel de jongste van haar toen nog slechts een aankomend meisje was, geschreid hadden op den dag van Reiniers begrafenis; hoe de smart die teedere gelaatstrekken verwrongen had; met welke sprakelooze wanhoop zij de armen geslagen hadden om den hals van den snikkenden vader; welke droefgeestigheid geheerscht had in de eensklaps vreugdeloos geworden woning; met welken tegenzin en welke inspanning zijnerzijds de arbeid hervat was, en hoe somber zij er altegader plagten uit te zien in hunne rouwkleederen, was het een weldadig schouwspel hen op een zomerschen zondagvoormiddag, nu al dat leed geleden en de stad met buiten verwisseld was, gezamenlijk uit de Duinendaalsche ochtendkerk naar Belvedere te zien terugwandelen, het dorp door en den belommerden rijweg langs.

Terwijl zij met gespannen verwachting naar de treurige en zwaarmoedige tonen van die muziek luisteren, traden aan het andere eind van den tuin twee mannen in rouwkleederen binnen, welke laatste zoo lang waren, dat zij ruischend op den grond nasleepten. Die mannen sloegen op trommen, die insgelijks met zwart rouwfloers behangen waren.