United States or Saint Kitts and Nevis ? Vote for the TOP Country of the Week !


De krekel sjirpt van weelderig verlangen, En de echo van het puin, die ’t antwoord bauwt, Noodt den geliefde met die schrille zangen, Die aanzweeft op een wiek van rossig goud: En waar, voor eeuwen, ridderzangen klonken, Staart de star der liefde ’t zwijgen aan, En droevig zendt ze uit schemerblauw heur lonken: En weemoed fluistert zacht door de espenblaân.... De zwerver treurt, in mijmerij verzonken, Dat het verleden is voorbijgegaan....

Toen zag hij, dat zij zeer mooi was, dat hare, op Turksche kussens neergesmeten, bekoorlijkheid zich in lenige lijnen van jong maagdelijk mooi modelleerde, zich afrondend in de trekkende plooien van soupele Nijlgroene stof, dat heur losse haar als de rossig gouden vacht van een mooi wild dier tot op het tapijt slierde, dat een golvend geadem hare borst zenuwachtig snel verhief.

Vader van Dalens kale schedel blonk in 't helder lamplicht, Smuls rossig haar stak borstelig en verward achter zijn ooren uit, Alfons' gelaat leek fijn en bleek onder zijn donkere lokken en zijn dun zwart snorretje.

Onder de edelvrouwen van het hof was een lieftallige dame, een Vlaamsche van Dudzele, omtrent Damme, van ongemeene schoonheid en in de volheid harer jaren, met oogen, groenig-bruin, en rossig, krullend haar, dat schitterde als goud.

Door de rivier kwam af-en-toe een lange lage schuit, heelemaal zwart, met een lichtje vóór en een lichtje achter, vlak op 't water, en ook aan den overkant en langs de Maas zoover hij zien kon, pinkten puntjes van licht, rossig, klein in den regendamp.... Alleen leek hier en daar over het water nog altijd wat druilige schemer te wijlen....

Onder zijn voeten stoof het padzand op, een rullige aarde, rossig geworden door het stoven van de zon. En de groote voorname stilte die heerschte, zette zijn geest aan 't werken. Hij moest terugdenken aan het drukke leven in de hoofdstad waar hij woonde, onbewust en half soezend drongen de herinneringen van dat groote woelen zich aan hem op.

't Was een klein persoon, een beetje stevig, een beetje rossig, een bril op zijn neus, een man die zich blijkbaar vreemd voelde en stil in zich zelven voortleefde. De eerste dagen dat hij in de Casa was, hadden de studenten getracht een loopje met hem te nemen; 't scheen dat hij er niets van gemerkt had.

Maar toch voelde hij de lente, de lekkere lucht die aaide langs zijn rug en langs zijn borst, die vluchtige begeerten naar lust van liefde los liet over zijn gedachten, waar ze dan even mee speelden als naakte nimfjes met een boschgod, de lentelucht, die zijn ademhaling korter maakte en zijn slapen en polsen deed gloeien en kloppen, en soms in-eens zijn voor hem liggend werk verhulde in een trillenden nevel, een rossig gewirwar, zoodat hij moeite had 't aldoor te blijven zien en er aan door te gaan met ijver en aandacht.

De ondergaande zon stond te schijnen, groot en rood, aan 't eind van de kap stond-i, er was een rossig schijnsel in de ruiten en 't vernis van de spoorwagens. Bavink was dronken. De trein vertrok, schoof onder de kap vandaan en boog even om naar links. Bij 't ombuigen flikkerde 't licht fel op de wagens. Wij wandelden naar 't eind van 't perron.

Eens waren ze met Eduard, die met Bruno wandelde, 'n eind buiten Leiden geloopen; het was toen al bijna heelemaal donker en de slooten leken looden strepen; achter hen was de hemel rossig van de lichtende stad.