United States or Sint Maarten ? Vote for the TOP Country of the Week !


Achter elken mondhoek staat een kleine, rondachtige, bruine vlek; soms bevinden zich ook enkele bruine vlekken op den lichtgekleurden buik.

De vlag van de stuurpennen is bij sommige soorten over haar geheele lengte tamelijk gelijkmatig van breedte, bij andere aan het topgedeelte van de schaft tot een nauwelijks merkbaren zoom versmalt, aan de spits echter weer tot een rondachtige schijf verbreed; in dit geval noemt men den staart "raket" of "roeispaanvormig", zooals bij den Gelaarsden Kolibrie.

Aan den kop en de uitdrukking van het gelaat zijn zij dadelijk te onderscheiden van alle tot dusver genoemde Apen; deze eigenaardigheden karakteriseeren hen zeer goed. De kleine rondachtige kop heeft groote oogen, welke aan die van Uilen herinneren; de snuit steekt weinig vooruit en is breed en groot; de neusgaten zijn benedenwaarts gericht, de ooren klein.

In Mei vindt men in het nest 4 of 5 betrekkelijk kleine, rondachtige eieren met gladde schaal, die op bleekgroenachtigen of groenblauwachtigen grond met dofviolette of zwarte vlekken en roodbruine stippels, vegen en figuren bezaaid is. Binnen 2 weken broedt het wijfje de eieren uit; zoolang het op de eieren zit, wordt het door het mannetje gevoederd.

Afrika's wouden zijn betrekkelijk arm aan eetbare boomvruchten, maar de planten, die in de schaduw der boomen groeien, zijn rijk aan zaden van allerlei soort en deze lokken de Papegaaien naar den bodem. Alleen gedurende den tijd, waarin de kleine, rondachtige vruchten van den Christusdoorn rijp of de malsche peulen van de tamarinde eetbaar zijn, dalen de Papegaaien weinig of niet op den bodem af.

Met inbegrip van zijn staart, welks lengte ongeveer 20 cM. bedraagt, is hij hoogstens 65 cM. lang en wordt in de schouderstreek te nauwernood 20 cM. hoog. Zijn geheele lichaamsbouw is buitengewoon fijn, de kop loopt zeer spits toe, de groote oogen hebben een rondachtige pupil, die door een bruin regenboogvlies omgeven is. Het meest vallen voorzeker de ooren op.

De overige kenmerken van het geslacht zijn: de korte, breede ooren, de matig groote oogen met rondachtige pupil, de spits toeloopende snuit, waarvan de neus sterk vooruitsteekt, het zachte vel en de zeer sterk ontwikkelde, vóór de aarsopening gelegen klierzak, waarin zich de stof verzamelt, die door de civetklieren afgescheiden wordt.

Deze pronkveeren, die een soort van waaier vormen, welke opgericht kan worden, maar in den toestand van rust over den vleugel heenligt, iriseeren prachtig. De Vogel is 65 cM. lang; hiervan komen 42 cM. op den staart. De kop is met rondachtige, schubvormige veertjes bedekt, die bronsgroen zijn, maar een blauwen en metaalachtig groenen weerschijn vertoonen.

De kin en de keel zijn met een rondachtige, witte vlek geteekend. De oogen zijn donkerbruin, de pooten lichtbruinachtig; de snavel is zwart. Het is de Gierzwaluw, die wij van de eerste week van Mei tot Augustus onder schel geschreeuw door de straten onzer steden zien jagen of rondom de spitsen van oude kerktorens zien vliegen. Deze Vogel is ver verbreid.

De plaats waar hij zich ophoudt, wordt door hem zelf zeer spoedig op de duidelijkste wijze aangewezen, daar hij voortdurend nieuwe hoopen moet opwerpen om te kunnen leven. Deze hoopen geven altijd de richting en de uitgestrektheid aan van het jachtveld, dat hij op dit tijdstip doorzoekt. Wegens zijn buitengewone vraatzucht moet hij dit jachtveld voortdurend vergrooten en daarom ook aanhoudend werken aan de uitbreiding van zijne onderaardsche gangen. Onophoudelijk graaft hij horizontale galerijen, of liever loopgraven, op geringe diepte onder de oppervlakte, en werpt, om de losgewoelde aarde te verwijderen, de bekende molshoopen. "Van alle inheemsche, onder den grond levende dieren," schrijft Blasius, "besteedt de Gewone Mol de meeste moeite aan zijne kunstvolle woningen en gangen. Hij heeft niet alleen te zorgen voor de bevrediging van zijn buitengewoon groote eetlust, maar moet ook zijn woning en de daarmede in gemeenschap staande gangen op zulk een wijze inrichten, dat hij tegen de velerlei gevaren, waaraan hij blootstaat, beveiligd is. De meeste kunst en zorg wordt vereischt voor het gereed maken van de eigenlijke woning, die zijn leger bevat. Gewoonlijk bevindt zij zich op een van buiten moeielijk toegankelijke plaats, onder boomwortels, muren enz.; meestal is zij ver verwijderd van het dagelijksche jachtveld, waar de loopgraven, die voor 't verkrijgen van 't voedsel dienen en van dag tot dag in aantal toenemen, zich op allerlei wijzen vertakken en kruisen. Woning en jachtveld zijn door een langen, meestal tamelijk rechten loopgang met elkander verbonden. Behalve deze pijpen en loopgraven worden in den voortplantingstijd nog andere gangen aangelegd, welker doel later zal blijken. De plaats waar de eigenlijke woning zich bevindt, is dikwijls kenbaar aan een aardhoop, die zich weinig boven de oppervlakte verheft, maar een aanmerkelijken omvang heeft. Zij bestaat inwendig uit een rondachtige kamer van ruim 8 cM. middellijn, die het gewone verblijf van den Mol is, en uit twee kringvormige gangen: de grootste gang is ongeveer even hoog als de kamer gelegen en omgeeft haar op een afstand van ongeveer 16