United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bij het uithalen van de baars laat men de lever en de hom er in blijven. Men kookt de visch omstreeks 10 minuten in gezouten water, met bosjes pieterselie en eenige pieterseliewortels erbij. De visch komt op tafel in een diepen schotel, met het water waarin hij gekookt is en met de pieterselie en wortels er tusschen. Men presenteert er dunne boterhammetjes met zoet roggebrood bij. Blaauwe snoek.

Z'n ondergoed had al wèke vol bloed gezete, zonder dat-ie geklaagd had. Hij had de zwere gepapt met korste ouwbakken roggebrood, maar ze werde grooter en nou brakke ze uit op z'n heup. Je wer dood-misselijk as je 't zag, zooveul rauw vleesch, zooveul viezigheid.

Heer, sprak zij, gij ziet mij hier wel nederig en gelaten vóór uwe voeten; doch als gij niemand onzer wilt kiezen, moet ik om uwent wille gegeeseld worden; is dat rechtveerdig? En de bazinne daar, zal mij in een leelijken, donkeren kelder steken, onder de Schelde, waar het water van de muren zijpelt en waar ik slechts roggebrood te eten zal krijgen.

"Nou ja", antwoordt deze: "'t zel wel lukken." Piet verslikt zich haast aan de laatste korst van zijn roggebrood met kaas. Een taaie sliet wordt uit den dorsch te voorschijn gehaald, en pols en polsdrager zijn geïmproviseerd.

Meleken ging in den kelder, kwam met een vol glas bier, met het roggebrood en de schotel hoofdkaas weer boven. Zij sneed een dikke homp van 't brood, legde een zware plak hoofdkaas er boven. Roerloos en zwijgend zag Rozeke er haar mee weggaan naar de stallen, als met het eten voor een beest. "Oeder, 'k moe euk 'n stik heufvlak hèn," kwam Hilairken zaniken.

Nooit heeft hij zich laten overhalen in den reefter nevens de andere monniken plaats te nemen: kaas, roggebrood, stokvisch zijn voor hem ongeoorloofde lekkernijen; maar wanneer de maaltijd is afgeloopen en de tafels afgeveegd, sluipt hij naar de spijskamer, zamelt de weggeworpen brokken en afgekloven beenderen op, en stilt zijn honger met hetgeen de boeren en bedelaars hebben laten liggen.

Eene dichte schaar van mannen en vrouwen, pelgrims, landloopers, soldaten, houdt de toegangen naar den aanlegsteiger bezet; de grond is rondom bedekt met manden en korven, samovars, kooktoestellen, bedden en dekens, gedroogde visschen, laarzen, oude mantels en pelsjassen, doozen met zout, roggebrood, enz.

Zeg, Snoeper!” schreeuwt een van de werklieden, die, met beide ellebogen op tafel steunend, uit een kom koffie drinkt en een dikke boterham met roggebrood voor zich heeft liggen, „zeg, waar heb jij nou weer die kaas opgedoken?” „Och, laat hem zitten, !” vraagt de bedienende kastelein, en glimlachend voegt hij er bij: „Meneer doet jou immers niks!”

Heere m'n tijd! alsof er niets bijzonders gebeurd ware! alsof hij niet eens wist dat ze een jongen had, en hij 't lieve kind, dat ze onder den doek droeg, voor een roggebrood hield! Intusschen vervolgde Geertje haar weg, en hield eindelijk voor het geopende hek van een buitenplaats stil, op welks posten "Land-heil" te lezen stond.

Daar waren eens twee kinderen en die heetten Janneken en Mieken. De Moeder kon Janneken niet lijden, maar Mieken zag ze doodgaarne. Op zekeren dag zei ze tot de kinderen: "Gaat naar het bosch, om hout te rapen." En ze gaf Mieken eene lekkere, witte boterham, terwijl Janneken niets kreeg dan eene droge snede roggebrood.