United States or French Southern Territories ? Vote for the TOP Country of the Week !


Geen enkel woord zeide de weerwolf. Hij nam twee steenen, sloeg die tegen elkaar, de vonken spatten eraf op droog rijs, dat voor hem lag even smookte het, een kleine vlam slingerde zich van takje op takje, meerdere vlammen volgden, vermengden zich met elkander, werden een vuurtje, een vuur, dat vonken en vlammen afdrong tegen 't hout der schuur, een laaiende tong lekte ook daar, vuur werd het, vuur en vuur warrelden dooreen, het was brand!

Ik wil niet dat zij danst terwijl gij haar op deze wijze aanziet. In éen woord, ik wil niet dat zij danst. HERODES: Rijs niet op, mijn gemalin, mijn koningin, het zoû niet baten. Ik zal niet naar binnen gaan vóor zij gedanst heeft. Dans, Salome, dans voor mij. HERODIAS: Dans niet, mijne dochter. SALOME: Ik ben gereed, Tetrarch. HERODES: Wonder, wonderschoon!

SATURNINUS. Rijs, Titus, op, mijn keizerin verwon. TITUS. Ik dank uw majesteit, en haar, mijn vorst, Dat woord, die blik stort mij nieuw leven in. TAMORA. Titus, in Rome ben ik ingelijfd, Door mijn geluk nu als Romeinsche erkend, En 'k moet den keizer raden tot zijn heil. Sterve, Andronicus, heden elke twist, En dat het, edel man, mijn eere zij, U en uw vrienden saam verzoend te hebben.

"Wat zou ik?" zei Sander. "Ik heb nooit veul beleefd, en wat ik je vertellen kan, beteekent bezonder weinig, maar die 't beter weet, mot 't zegge, en daar huurt de schipper zen volk op. We zellen onderwijl rijs anpijpen en nog en slaapmussie neme; dan zel ik je net zegge, waar 't op staat, en wat me gepisseerde jaar in straat Sunda is wedervaare.

Kattenb.: leuizig, deuizend, keuiren, euiwt; Haarlemmerd.: loizig, doizend, koiren, oit. De Kattenburger bezigt ij, waar de Haarlemmerdijker ei aanneemt; b. v. Kattenb.: bij, hij, zij, jij, tapperij, zijt, trijn, rijs, Gijs, Haarlemmerd.: bei, hei, zei, jei, tapperei, zeit, trein, reis, Geis.

Ik rijs als uit een bad van schittrend water, Een bad van blauwen schijn in donkre rotsen, Uit die rivier van klank. O! zoete Zuster, De stroom van klank is van ons weggevloeid; En uit zijn golven zegt gij op te rijzen, Omdat uw woorden vallen als de dauw, De heldre, zachte, die een woudnymf schudt, Nadat zij baadde, van haar lijf en haar. Stil! stil!

"O Vrouw!" was haar uitroeping. "Rijs haastig van uw bedstede; uw woning is vol soldeniers." "Hemel!" zuchtte Maria. "Wat zegt gij? Soldeniers in onze woning! Wat eisen zij?" "Zij willen de Jonkvrouw Van Bethune op het ogenblik van hier voeren. Ik bid u mijn Vrouw, spoed u, want zij slaapt nog ik schrik dat de soldeniers in haar kamer gaan zullen."

Ik had niet de slechte gewoonte, mijne tent met een kolenvuur te verwarmen; ik strekte mij geheel gekleed op een veldbed uit, dat van rijs gemaakt was, trok mijn muts over mijne oogen, wikkelde mij in mijne pels en zonk weg in dien eigenaardigen, vasten en zwaren slaap, dien men slaapt in de oogenblikken van ongerustheid en spanning, welke het gevaar voorafgegaan; de expeditie van den volgenden dag bracht mij in dien toestand.

De verdeeling van het binnenhuis komt te zien: een vrij groote middenruimte, doorloopend van voor- naar achtergevel, en aan weerszij, afgeschoten, donker, veilig, kleinere ruimten, waar, onduidelijk, een rommel van voorraad gereedschap, rijs en vischnetten te ontwaren is, en waaruit gezichten te voorschijn kijken van vrouwen en kinders.

Is mede seer volckrijck ende can bij goede jaren sijn selffs van alles versien, door de menighte van rijs, granen ende kattoen, datter om de Zuijt wast, daermede sij haer connen behelpen.