United States or Central African Republic ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar Quaerts sloeg er geen acht op; onbewegelijk lag hij op de canapé, rechtuit, in zijn flanellen hemd, ongeschoren, en zijne oogen turende naar de renaissance van het Paleis van Justitie, dat achter de dorre boomen van het Plein een fond van architectuur teekende.

Zij wist zich los te maken van het gesprek met den generaal, die het zijne roeping scheen te vinden haar bezig te houden, en zij wendde zich, zij het eerste, tot Quaerts. En leert u Jules tegenwoordig paard rijden? vroeg zij, met een glimlach. Hij zag haar aan, blijkbaar een beetje verwonderd om haar stem en lachje, beiden voor hem nieuw. Hij antwoordde niet veel.

Op eens hoorde Cecile, door Suzette's gekakel heen, achter zich twee vrouwenstemmen, fluisterend en vertrouwelijk: zij verstond slechts ten deele: ...Emilie Hijdrecht, daar ... ...Praatjes misschien en mevrouw Hoze schijnt er zich niet aan te storen. ...O, ik weet het zeker! De stemmen verloren zich in het gegons der anderen. Cecile ving alleen nog even een klank als den naam van Quaerts op.

Maar het warrelde haar te veel: een caleidoscoop van héel recente herinneringetjes: de kinderen, Quaerts, Emerson, Jules, Suzette, Amélie.

De jongen was op een voetenbank gaan zitten, bij Cecile: Mama, laat mijn muziek toch liggen. Amélie zette zich bij Cecile. Is Christie beter? Hij is vandaag wat opgewekter. Gelukkig maar ... Kende je Quaerts niet? Neen. Niet? ! Hij komt dikwijls hier. Cecile zag door de open schuifdeuren naar de speeltafel. Twee bougies brandden er.

Hij kon zich niet meer inhouden: een enkele snik hokte in zijne keel, maar hij kuchte even na, om te doen gelooven, dat het geen snik was. Cecile sloeg haar arm om zijn hals. Je houdt heel veel van ... Taco, niet waar? vroeg ze en het trof haar, dat het de allereerste maal was, dat zij dien naam uitsprak, want zij had Quaerts nooit zoo genoemd: zij had nooit een naam tegen hem gezegd.

En Quaerts begon zijn verhaal, kiezende zijne woorden; hij sprak van de jacht, van de rospartijen en de boerin, en van Brussel. Zij luisterde vol aandacht, in hare oogen een angst voor dat levensgeweld, waarvan de echo zijne woorden doorbruiste, ware het dan ook eene echo door eerbied getemperd. En was dat alles zonde, die vergeven moet worden? vroeg zij nu. Niet?

Hij drong niet verder aan; hij had nog Quaerts en de meisjes om te spelen. Wat doe je daar, Jules? vroeg hij, met een blik over de piano. De jongen was daar achter blijven zitten, als vergeten. Hij stond nu op, hij kwam te voorschijn, lang, uit zijn kracht gegroeid, met vreemde oogen. Wat deê je daar? Zit toch niet zoo te suffen, jongen! mopperde Dolf vriendelijk met zijn diepe stem.

O ja, ze verweekte ze, maar wat kon ze aan zich veranderen? Weken gingen er voorbij en Cecile hoorde niets van Quaerts; dat was altijd zoo: nadat ze hem gezien had, gingen er zoo, slepend, weken voorbij, dat ze hem niet zag. Hij was immers gelukkig bij haar, dat verwende hem te veel.

Hij draaide zijn voetebankje naar Quaerts en legde zijn hoofd tegen diens knie. Maar Jules ... Laat hem maar, mevrouw. Iedereen bederft dien jongen ... Behalve u! zei Jules. Ik! Ik! riep Amélie verontwaardigd. O ik bederf je heelemaal! Heelemaal! Ik woû, dat ik je niet kon toegeven. Ik woû, dat ik je naar Kampen kon sturen of naar Deli! Dan zoû je wel flinker worden!