United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Deze man droeg een geheel nieuwe jas, die hem te groot was, en een leelijke gescheurde broek, geheel bemorst en beslijkt. Bossuet lachte luidkeels. "Wie kan de man zijn?" "'t Is een poëet," antwoordde Courfeyrac. "Poëten dragen gaarne pantalons als die van oude joden, en jassen als die van pairs van Frankrijk." "Laat ons zien, waarheen Marius en deze man gaan: volgen wij hen, zullen we?"

"Wel! dat is als het behoort," zeide ik, lachende: "een poëet kan niet te dicht bij de Goden huizen." "UEd. gelieft te schertsen," antwoordde hij: "maar waarlijk, het is hier te hoog. Voor mij is dit niets: ik ben dit gewend: alleen 's winters kan het hier wel wat bar zijn; doch ik blijf er gezond bij en vroolijk. En waarmede zal UEd. gediend zijn?

Of zal de bode een weigerend antwoord brengen? Neen, de poëet was altijd in den grond een goedhartig man, zwak genoeg, om zelfs een vijand te verplichten, laat staan het aan een ouden bekende te vergeven, dat deze hem wat verwaarloosd heeft. Ha! daar komt de uitgezonden knaap van de Oudebrug aansnellen: hij heeft een brief in de hand: het antwoord is ongetwijfeld gunstig.

Neen; zoo 'er al eens een Poëet onder ons opstaat, dat in geene jaaren gebeurt; want iemand die geen natuurlijke geschiktheid tot groote verbeeldingskragt heeft, schrijft geen Dichtwerken; nu dan, als 't al eens gebeurt, dan schrijft zo een Dichter na de maat die zijn hartstocht of verrukking hem aan de hand geeft; doch het gebeurt zeer zelden; hij moet dan ook daar bij de nooten stellen, welke dienen moeten om zijne gedichten wel, en in zijn gevoel, te leezen; want al onze Poëzij is met zekere muziek verzeld, en wordt gezongen.

Leeken, die van dit alles, de kunst der "gramarie", geen verstand hebben, deugen niet voor dichter; zij missen den onontbeerlijken grondslag. Een poëet moet de waarheid liefhebben. Want hij wenscht toch, dat men zijne geschriften leze en blijve lezen. Wordt hij nu op onwaarheid betrapt, dan zal men hem niet meer gelooven en zijn dichternaam is verloren.

Ik ben de poëet van de vrouw dezelfde als van den man, En ik zeg: groot is 't vrouw te zijn, groot is 't man te zijn, En ik zeg: niets is er grooter dan de moeder te zijn van menschen. Ik zing den zang van hoogheid en hoogmoed, Wij hebben nu tamelijk wel genoeg gehad van nederigheid en verlaging, Ik toon aan dat gesteldheid ontwikkeling beteekent. Zijt gij de anderen voorbijgestreefd?

Ik was geheel van deselfde Opinie, en dagt bij mijn selve: komt dit Kint tot de Jaaren van Jonckvrouwe die sij nu nog niet gantselijck bereikt heeft sij sal gelijcken op de Armida van den Italiaansen Poeet Tasso, en daar sal geen Man haar konnen naaderen, sonder door hare blicken te worden geboeit. ~Cilies geloof.~ Daar hare tante, Made.

Ze zeggen wel eens voor een spreekwoord, dat Hans door zijne domheid voortkomt; maar als je dan vraagt: "Wie is die Hans?" dan kennen ze hem evenmin als jij dien poëet Jacob Van Maerlant kent, weet-je! En wij houden er hier aan boord van, dat ieder zoowat zijn soort zoekt. De pluimgraaf moet geen kameraadschap maken willen met den schipper en de barbier niet met den kapitein, weet-je!

Ze te bezingen, behoeven wij niet: dat doet voor ons wel onze arme stakkert, u weèt wèl, onze oude poëet. Er komen soms gewichtige overpeinzingen in mij op, die ik, om ze niet te vergeten, wil boeken in mijn Dagboek.

Wagenaar deelt hieromtrent mede: "Die voor Poëet bij de Regenten erkend is, heeft voor den tijd van een jaar en zes weken, schoon 't, doorgaands, langer toegelaaten wordt, vrijen toegang tot den schouwburg, en hem worden, wanneer zijn Spel vertoond wordt, zes Loodjes ter hand gesteld, mits het een voorspel van vijf bedrijven zij.