United States or Australia ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Uwe Edelheid herinnert zich nog wel dien Pieter Pietersz, timmerman op het schip van den Luitenant-admiraal De Ruyter." De Witt dacht een oogenblik na. "O, zeer zeker! Ik herinner mij dien. Hij schijnt bijzonder in uwe gunst te deelen." "Niet minder in de mijne, dan in die van den Admiraal.

De volgende namen der slachtoffers uit Waterland zijn voor het nageslacht bewaard gebleven: Dirk Pietersz.

Ook hadde ik mede een schalmey bij mij, daar ik wel op konde speelen, dien ik mede bij mij in mijn zak dede, en zeide: Daar zal ik verscheiden voizen en Psalmen op speelen, dat gij dat boven water, op het land hooren ende verstaan zult; waarbij Pieter Pietersz. op het land bij het volk bleef; om het volk reden te geven en te onderregten.

"Pieter Pietersz," begon de Prins, terwijl zijn gelaat van dat innige genoegen straalde, hetwelk men ondervindt als men wéldoet. "Pieter Pietersz, ik breng je goede tijding!" "Goede tijding, Uwe Hoogheid! Zal men dan eindelijk overtuigd zijn, dat ik geen moordenaar ben?" "Dat zou je weinig baten, mijn vriend," hernam de Prins.

Zijn oogmerk met één woord aan zijne kameraden bekend gemaakt hebbende, trad hij bedaard vooruit; doch nauwelijks was hij op de hoogte van 't Begijnhof, of, in plaats van op Schaeck aan te vallen, zwenkte hij met zijn geheele bende rechts, stormde den hoek van 't Begijnhof om, en trok daar Piet Pietersz., eer deze 't verhoeden kon, de beide beenen van onder 't lijf weg, zoodat de arme jongen op een alles behalve zachte wijze achterover rolde, terwijl zijn drie makkers door die van Berkheij deerlijk werden toegetakeld en zoogoed als buiten 't gevecht gesteld.

"Ik heet Pieter Pietersz en ben de jongste zoon van den pruikenmaker Pieter Dirksz uit de Spuistraat te 's-Gravenhage". "Welzoo! Ben jij een zoon van den pruikenmaker Dirksz? Dan ben je een broeder van mijn kamerdienaar Karel." "Van Uwen kamerdienaar...." riep Pieter uit, terwijl hij een lang gezicht zette, en meer verschrikte dan toen hij gevallen was.

"Jawel, kapitein! U bedoelt dien Pieter Pietersz. Hein?" "Juist! Nu, ik ben gelukkig in zijne handen gevallen. Hij heeft mij gemaakt, die ik ben; aan hem heb ik alles te danken. Hij is nu onze Onder-Ammiraal!" "Ik weet het kapitein! Maar weet u ook wat er van het "Kregel Mennonietje" geworden is?" "Die volgt mij op den voet, Huib!

Niet alleen boekverkooper, maar ook dichter en geschiedschrijver, was de man, die, vlak tegenover de Korenbeurs, zijne grootste vermaardheid verwierf, toen die der Caloms begon te verkwijnen en die der Blaeuen nog in hare beginselen was. Hier was de winkel van Dirck Pietersz., of, gelijk hij zich naar den smaak dier tijden ook wel noemde, Theodorus Petrejus.

Weinige oogenblikken, nadat de kamerdienaar vertrokken was, trad Pieter Pietersz "de kamer van educatie" binnen. "Je past op je tijd, Pieter," zeide de Prins "Volg mij." De Prins deed de deur naast den schoorsteen open, en beiden bevonden zich in een klein kabinetje. Zijne Hoogheid sloot de deur zorgvuldig, en wenkte zijn gunsteling, zich op een stoel neder te zetten, terwijl hij zelf ging zitten.

"Ja, ja! dat is zoo!" riepen Olfert en Piet Pietersz. ter bevestiging. "Ei zoo?" zeide Pieter Adriaansz.: "maar mij dunkt.... waart gij de knaap niet, wien ik verleden zomer vechtende vond met denzelfde, die u thans te hulp is gekomen?" "Ja, Heer Burgemeester!" antwoordde Berkheij. "Juist! Hij wilde u toen de hand niet geven. Zijt gij dan sedert goede vrienden geworden?"