United States or Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alleen wat aan het individu als redelijk en sociaal wezen past, dat is verstandig, met oordeel handelen en welwillend, niet ten nadeele handelen der anderen, hun niet ontnemen wat zij hebben.

Mijnheer Droi wenschte ook goeden nacht, in 't Fransch, maar hij zag er uit, alsof hij nog iets op het hart had, dat hij niet zeggen kon, of niet durfde zeggen, en mamsel Westphalen zeide zachtjes tot de weversvrouw: "Juffrouw Stahl, gij zijt eene getrouwde vrouw: voor mij past dat niet, help gij den man terecht." En zij gaat heen. Nu gaat de horlogemaker met de weversvrouw ook de kamer uit.

Van de groote kloppartij bij de Pieterskerk. Eens, in 't laatst van Augustus van datzelfde jaar 1573, stond Schaeck weder met een hoop jongens op het plein bij de Pieterskerk, toen hij van verre Berkheij en de zijnen langs de Kloksteeg naderen zag. "Past op, jongens!" riep hij: "daar is dat Geuzenvolkje weer: dezen keer zullen zij den dans niet ontspringen.

Neen, laat mij maar begaan, ik kan er best mee terecht. Ziezoo, het past je uitstekend! Kijk me nu nog eens goed aan, dan kan ik zien, of het heusch goed zit." Zij zag hem aan en kreeg een kleur voor de uitdrukking, die ze in zijne oogen las. "Ja juist, zóó moet je ook kijken, als wij straks bij grootmama komen," zei hij.

"Dochter van een vervloekten stam," zei de Preceptor, "sta op en volg ons!" "Waarheen?" vroeg Rebekka, "en waartoe?" "Meisje," antwoordde Koenraad, "het past u niet te vragen; maar te gehoorzamen. Evenwel moogt gij vernemen, dat gij voor de vierschaar van den Grootmeester van onze Heilige Orde zult gebracht worden, om daar rekenschap van uwe zonde te geven."

TITUS. Neen, dwaas tribuun; neen, hij was niet van mij, Noch gij, noch dezen, tot een daad verbonden, Waar ons geheel geslacht door is onteerd; Onwaardig broeder, en onwaardig kroost! LUCIUS. Doch laat ons hem begraven zooals past Zij bij zijn broeders Mucius nu begraven. TITUS. Verraders, weg! hij komt niet in dit graf.

In plaats van Tchou-Tchouk had Cascabel hem in de wandeling den bijnaam Sjoe-Sjoe gegeven, ofschoon, zeide hij, "die lieve bijnaam den schoelje even goed past als een herderinnehoedje op den kop van een roodharigen engelschman!" Onophoudelijk dacht Cascabel over een middel om den wilde in de luren te leggen. Maar welk? Hij peinsde en overlegde, maar vond niets.

"Jou, bedelaar..." riep hij opspringende en greep naar de ééne laars. "Bedaar, baas!" zeide Frederik, zich hoog oprichtende; "die uitdrukking past niet op mij, en past niet voor u. Hoe 't met mij gesteld is, weet ik sedert drie dagen; en hoe 't met Hendrik en ons Fieken gesteld is, weet ik sedert gisteren middag; ik lag achter hen in den wagen en 'k heb alles aangehoord."

Het was dan ook een noodeloos waagstuk; want een mensch mag niet zoo met zijn leven spelen. De Prins van Oranje had zich intusschen weder bij De Ruyter gevoegd. "Mijnheer de Luitenant-admiraal," begon hij, "Uwe Edelheid heeft aan uw boord een zekeren Pieter Pietersz, niet waar?" "Die mij door Uwe Hoogheid is aanbevolen?" "Juist, dezelfde. Hoe maakt hij het? Past hij goed op?" "Uitmuntend.

88 Zie het beest, voor hetwelk ik mij keerde: help mij daartegen, befaamde wijze, daar het mij aderen en polsen doet trillen." 91 "Het past u eenen anderen weg te houden," antwoordde hij, toen hij zag dat ik weende: "indien gij uit dit woeste oord wilt ontkomen;