United States or Bosnia and Herzegovina ? Vote for the TOP Country of the Week !


Intusschen verwierf Tolstoi in den kring der Petersburger letterkundigen meer en meer bekendheid. Een' zijner scherpste critici, Toerghenjeff, had hij overwonnen. De lezers zullen zich uit een vorig hoofdstuk mevrouw Golowatschewa Panajewa herinneren, en hoe Toerghenjeff Panajeff om zijne geestdrift wat voor den gek hield. In het jaar 1854 schrijft hij o.a. uit Spasskoje aan E. Ja.

Den 15en Juni ontving hij te Bachtschisarai een' brief van Panajeff en de aflevering van den Sawremjennik, waarin het verhaal Sewastopol in December gedrukt stond. Uit den brief vernam hij, dat Keizer Alexander

"Panajeff heeft mij uw' brief ter hand gesteld, waarin gij ons de spoedige toezending van Jongelingsjaren belooft. Wees zoo goed het te zenden. Afgescheiden van het tijdschrift, stel ik persoonlijk belang in de voortzetting van uw' eersten arbeid. Wij zullen voor Jongelingsjaren eene plaats reserveeren in de 10de of 11de aflevering, naar gelang van den tijd dat het ontvangen wordt.

In 1847 werd het recht van uitgaaf verkregen door I. I. Panajeff en N. A. Njekrassoff, die, in vereeniging met den bekenden criticus Belinski, weldra de beste litteraire krachten tot medewerking aan het blad wisten te bewegen; en tot het jaar 1866, toen het op last der autoriteiten geschorst werd, is het blad het vooruitstrevende hoofdorgaan geweest op het gebied van fraaie letteren en kritiek.

Bij Tolstoi's komst te Petersburg bestond de meer intieme kring van den Sawremjennik uit letterkundigen, die in de twee in dit werk voorkomende groepen worden voorgesteld, te weten: Panajeff, Njekrassoff, Toerghenjeff, Tolstoi, Droezjinin, Ostrowski, Gontscharoff, Grigorowitsch en Sollogoeb. Van hen die niet in deze groepen figureeren, kunnen genoemd worden: W. P. Botkin, Fet en anderen.

Dat de Sawremjennik in slechte handen is, valt niet te betwijfelen. In den beginne schreef Panajeff mij meermalen, verzekerde mij dat hij niet 'lichtvaardig' zou handelen, en onderstreepte zelfs dit woord; maar nu is hij stil geworden en zwijgt als een kind dat voor de tafel zit en zijn broekje heeft bevuild.

Gontscharoff, Droezjinin, Awdjejew, en anderen. Panajeff en ik hebben ons in onzen tijd daar ook in moeten schikken. "Ik heb met schrijven gewacht, omdat ik niet alleen op mijn eigen indruk wilde afgaan, maar eerst het oordeel van 't publiek wilde vernemen; dit nu luidt zoo gunstig mogelijk en het verheugt mij zeer dat ik mij niet vergist heb; gaarne dus doe ik u bovengenoemd voorstel.

"'Ik heb dit bij Tolstoi niet opgemerkt, zeide Panajeff. "'Nu, dan merk je niet veel op, antwoordde Toerghenjeff, "Eenigen tijd later vond Toerghenjeff dat Tolstoi zich eenigszins op zijn Don Juan'schap liet voorstaan. Tolstoi had namelijk op zekeren dag eenige interessante voorvallen uit zijn krijgsmansleven verhaald.

Alleen merkte hij tegen Toerghenjeff op: "'Denk eens goed na over hetgeen je Panajeff hebt believen te zeggen. Eigenlijk zou men jou van zulk eene ongerijmdheid kunnen beschuldigen."

In den letterkundigen kring betoonde men zich onverschillig, behalve Panajeff, die zóó in verrukking kwam over Kinderjaren, dat hij een' van zijne vrienden er iederen avond een paar bladzijden uit voorlas.