United States or Cameroon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Waarschynlyk zelfs had niemand daarop acht geslagen, en juist deze verwaarloozing stemde hem bitterder dan ooit. Hy was woedend en had lust in... vechten. Met wien? Met allen tegelyk, als 't wezen kon. Met Bonifaz en den oudeheer, met Pompile, de Kruckers, Eugène, de "juffrouw" en Hersilie. Met al wat 'n eigen Buiten had, en wat er geen had. Met de heele wereld, ziedaar!

Om ieder te geven wat hem toekomt zullen we maar terstond zeggen dat het vindingryk vernuft van den jongeheer Pompile zich alweer in de hier bedoelde zaak van 'n zeer gunstige zyde deed kennen. Op zekeren morgen kwam de oudeheer het kantoor binnensloffen, en onthaalde het personeel op de gewone inleiding tot z'n belangryke gesprekken: Zeg, Pompile, ik hoor van Gerrit dat mama weer heel erg is.

Ja, mannetje, zóó is het toch! Die brief gaat daarom moet je netjes schryven naar m'n zoon, den jongeheer Flodoard die te ... Rome-n-is! Wat zeg ie dáárvan? Wat zou Wouter zeggen? Ik weet het waarachtig niet. En hy-zelf wist het ook niet. Dit bezwaarde hem. Zou er ook misschien 'n naastbyliggende plicht verzuimd worden als-i zweeg? De oudeheer genoot van z'n hakkelen.

Slechts zeer zelden verwaardigde zich de oudeheer des morgens op 't kantoor te komen, d. i. vóór den toenmaligen beurstyd en 't daarop volgend middagmaal. Het scheen dat-i zich dezen keer wat vroeger dan gewoonlyk naar beneden had laten dryven door de verveling, een euvel waaraan hy zich twaalf uren in 't etmaal schuldig maakte, jaar-in, jaar-uit. Hoe zou 't anders kunnen? De man was leeg.

Ja, m'nheer, een man als U, m'nheer, behoorde reeds lang buiten te wezen! Het glimlachje dat de oudeheer Kopperlith by deze gelegenheid liet opgaan over de boozen en goeden van z'n kantoor was goud waard. Toch niet om de zeldzaamheid, want Dieper kon het tevoorschyn roepen zoo dikwyls hy verkoos met 'n allergoedkoopst: "een man als U, m'nheer!"

Bovendien ... komaan, we zullen 't woord dat niet gaarne uit m'n pen vloeit, in den mond leggen van de sprekende personen-zelf, die niet te goed zyn voor 't platste: Zeg eens, Dieper, vindje niet dat het hier erg stinkt? vroeg de oudeheer met roerende vertrouwelykheid. De plichttrouwe boekhouder toonde zich deze neerbuiging tenvolle waard.

Allen begonnen zoo hartelyk mogelyk te lachen, en de geëxamineerden 't minst luid niet, misschien wel om 't antwoorden onnoodig te maken. Pompile was grootsch op de verrukkelyke geestigheid van z'n vrouwtje. Ja, ja, de kurken komen uit Spanje, verzekerde de oudeheer. Wie in kurk doet, heeft 'n kantoor op Spanje. De reizigers uit Barcelona loopen 't land af, zei de familie Krucker.

Ieder is de uitlegger van z'n eigen woorden, en indien de oude Sloos nog leefde ... Komaan, z'n engelsche notting is mooier. En z'n wind ook. De oudeheer was 'n neerbuigend-winderige notting. Eugène's notting-wind woei naar-binnen. Pompile was 'n notting met kinderachtigen wind. De notting van Wilkens suisde en blaasde ploertig-pedant.

Helaas, de Simoïs moest zich getroosten ongedykt te blyven. Juist was de oudeheer bezig z'n vrienden «precies» uitteleggen hoe die zaak in elkaar zat, en met natten vinger dat wil in onzen tyd zeggen: met z'n rotting in 't zand aantewyzen ... fera proelia Pingit et exiguo Pergama tota mero. «Hac ibat Simoïs, hac. est ... Och, de moerteekening kwam niet gereed.

Na nog eenige praatjes van gelyken aard, verloste eindelyk de oudeheer 't kantoor van z'n tegenwoordigheid. Wouter leed meer dan iemand gissen kon, en wanneer hem op dit oogenblik de keus gegeven was tusschen 't bestormen van 'n turksche vesting, of 't òpzien... hy had het eerste gekozen. Schaamte is altyd pynlyk, maar de valsche! En dan op een zoo onbekend terrein!