United States or Åland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze ziet den bakker, die rondrijdt, den boodschapjongen met pakjes, den briefbesteller, die zigzag de brieven rondbrengt. Ze ziet het dienstmeisje, dat met opgewaaide rokken tegen den wind ingaat. Ze ziet het joodje, dat sinaasappelen vent. Ze ziet alles met lustelooze oogen, zonder te lachen, zonder te spreken.

En de stoel aan 's Konings rechterzijde leêg, als dien morgen, want Lancelot met de jeugdige Guenever, wandelde de bloesemende vergieren door, soms teederlijk door opgewaaide wijle omwoeld. O Wonder! O Wonder!! riepen zij allen. O tooverië! Diablerië! Hoe doèt gij het, zeg toch, Merlijn? Ons eigen Verleden, wij zien het voor ons!

Op den 13den woedde de storm in al zijne kracht, en was onze horizon sterk gekrompen door de hoozen schuim, welke de wind voortjoeg. Onheilspellend was de aanblik der zee, gelijk eene woeste golvende vlakte, vol opgewaaide jachtsneeuw. Terwijl het schip hevig werkte, dreef de albatros of stormvogel met uitgespreide vleugels recht in den wind.

De opwaaiing door den wind blijft echter ook op den afgesloten waterplas mogelijk; evenwel zal, doordat de gemiddelde hoogte van den waterspiegel steeds veel lager zal zijn dan thans gewoonlijk bij stormweder het geval is, het opgewaaide water langs de kust ook een veel geringere hoogte bereiken.

Ze fladderen heen om elkander, twee witte, blankwitte, doorzichtige lijfjes. Ze zijn als opgewaaide veeren, stijgend, dalend. Ze spelen een spelletje van teerheid bij de gele bloemen, bij de groene, onrustige blaren. Ze spelen tot dicht bij den grond, wachtend en huppelend in het streelende, warme licht. Kloek! Kloek! Petie! Petie! De kat rekt zich uit, geeuwt met een grooten open bek.

Het geel pluimt er boven, drijft er over, fel, schreeuwend. Het perk staat, netjes afgerond, als de vroolijke, kleurige opgewaaide pruik van een boschduivel. Kloek! Kloek! Petie! Petie! Ergens achter een schutting klinkt het pittig, gedempt geluid van kuikens. Ik zie ze in verbeelding, mollig, geel, dribbelend, met gele bekjes, pikkend in den grond. De boomtakken zwiepen.